●● Het Engelse Kamp, waar tijdens de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) ruim 1.500 mannen (zeelui) van de Royal Navy waren geïnterneerd, was na deze oorlog een dependance van de Rabenhauptkazerne aan de Hereweg.
Het Engelse Kamp werd in augustus 1940 het ‘Otto Weddigen Kamp’ genoemd naar de Duitse duikbootkapitein Otto Weddigen. In dit kamp was tijdens de Tweede Wereldoorlog een afdeling van de Duitse Kriegsmarine gehuisvest.
Mobilisatie in Groningen op 28 augustus 1939
Op 28 augustus 1939 werd in Nederland de algehele mobilisatie afgekondigd vanwege de toegenomen internationale spanningen. In Groningen werden alle feestelijkheden, die samenhingen met de op die dag gebruikelijke viering van het Ontzet van Groningen afgelast. De traditionele paardenkeuring ging wel door maar werd nu gebruikt om paarden te keuren op geschiktheid voor het Nederlandse leger.
De Rabenhauptkazerne aan de Hereweg in Groningen.
Het 12e Regiment Infanterie dat in de Rabenhauptkazerne aan de Hereweg haar thuishaven had, werd van Groningen overgebracht naar de mobilisatiebestemming. De vrijgekomen plaatsen in de Rabenhauptkazerne en het Engelse Kamp werden ingenomen door opgeroepen Nederlandse reservisten.
Demobilisatie Nederlandse militairen in juni 1940
Na vele omzwervingen werd op 14 juni 1940 het 12e Regiment Infanterie, waarvan sommige eenheden direct betrokken waren geweest bij de oorlogshandelingen, opgeroepen zich te melden voor demobilisatie in de Rabenhauptkazerne te Groningen. De 900 Nederlandse militairen werden ondergebracht in de barakken op het terrein van het Engelse Kamp.
Het kampterrein was afgezet met prikkeldraadhekken waar familieleden zich verdrongen om contact te zoeken met hun verwanten die het terrein niet mochten verlaten. Wat de opgesloten Nederlandse mannen vreselijk irriteerde was dat er toen al Nederlandse meisjes stonden te flirten met Duitse militairen. Eind juni volgde de demobilisatie en konden de militairen terugkeren naar huis.
De Rabenhauptkazerne (aan de Hereweg gelegen tegenover de watertoren) werd kort daarna bezet door de Duitse Kriegsmarine. Het daar al gelegerde Duitse SS Totenkopf Regiment 4 moest vertrekken naar het gebouw van de IJsvereniging Groningen in het Stadspark. Direct na het vertrek van Nederlandse gedemobiliseerden werden manschappen van de Kriegsmarine ondergebracht in de barakken op het terrein van het Engelse Kamp. (Voor een toelichting over de naam Engelse Kamp zie de tekst onderaan dit artikel).
Otto Weddigen Kamp 1940-1945
Het Engelse Kamp onderging in augustus 1940 een naamsverandering: het werd het ‘Otto Weddigen Kamp’, genoemd naar de Duitse duikbootkapitein Otto Weddigen. Deze had tijdens de Eerste Wereldoorlog op 22 september 1914 met zijn boot, de U9, binnen zeer korte tijd drie Engelse marineschepen tot zinken gebracht. Hierbij verloren 1.459 Engelsen het leven, opvarenden van de kruisers HMS Aboukir, HMS Houge en HMS Cressy. Weddigen werd in Duitsland als een held ontvangen en werd onderscheiden met het IJzeren Kruis Ie en IIe Klas. 1) 2)
In dit Otto Weddigen Kamp werd een afdeling van de uit Emden afkomstige Kriegsmarine ondergebracht. Verder werd het gebruikt voor de opslag van militaire benodigdheden en munitie; hiertoe werden betonnen bunkers gebouwd langs de rand van het Sterrebos. In opdracht van de Duitsers werden op het kampterrein nieuwe barakken, schuilkelders en een kantine gebouwd. Ook werd er een sportterrein aangelegd tegenover de Coendersweg. Op het kampterrein was plaats voor exercities en militaire oefeningen. Ook was hier een onderofficiersopleiding van de Kriegsmarine gevestigd.3).
Luchtfoto Royal Air Force van het Otto Weddigen Kamp tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Model van een duikboot bij de ingang van het Kamp aan de Hereweg.
Bij de ingang van het Kamp, tussen de watertoren en de noordelijke gevangenismuur, stond op een paal een klein model van een duikboot met daaronder de namen Aboukir, Houge en Cressy in gotische letters uitgesneden. Jongetjes die al te veel belangstelling toonden voor het duikbootmodel werden door de Duitse schildwacht weggestuurd wat soms met een flinke ‘schop onder de kont’ gepaard ging.
Het vaandel van de Duitse Kriegsmarine wordt aangedragen.<br>Op de achtergrond de gevangenis van Groningen en de watertoren.
Het vaandel van de Duitse Kriegsmarine wordt aangedragen.
Op de achtergrond de gevangenis van Groningen en de watertoren.
Duitse rekruten zweren de eed van trouw.
Tijdens de oorlog reden regelmatig vrachtauto’s van Groningse bodediensten het Otto Weddigen Kamp binnen waar ze werden volgeladen met (volgens omwonenden) door de Duitsers geroofde goederen die voor Duitsland waren bestemd. Het gehele Sterrebos was in die tijd omgeven met een hoog prikkeldraadhek en bij het terrein van het Kamp getrokken; de daarbinnen gelegen wandelpaden werden gebruikt als opslagplaats.
Daar bleken na de bevrijding zeer bruikbare spullen te liggen, wat aan het licht kwam toen ondernemende buurtbewoners het prikkeldraad doorknipten en daar fietsen, benzine, motoren, zeep, tabak en andere kostbaarheden ontdekten en meenamen voor eigen gebruik (dit gebeurde ook bij de Rabenhauptkazerne).
Bij de gevechten om de bevrijding van Groningen, van 13 t/m 16 april 1945, vloog op zaterdag 14 april 1945 de Rabenhauptkazerne in brand, als gevolg van geallieerde artilleriebeschietingen vanuit Eelderwolde. Het kazernegebouw werd hierdoor onherstelbaar beschadigd. Er werd beweerd dat de Duitsers dit zelf hebben gedaan maar bewijs daarvoor is nooit geleverd. De meer zuidelijk op het kazerneterrein gelegen bijgebouwen, het militaire hospitaaltje en de dienstwoningen voor de onderofficieren langs de Hereweg, bleven gespaard. Dat militaire hospitaaltje werd in de 60-er jaren, nadat het barakkenkamp was gesloten, het keuringsbureau voor de militaire dienstkeuring in de noordelijke provincies.
Tijdens de beschietingen vluchtte een aantal Duitsers naar de gevangenisgebouwen en het terrein van het Engelse Kamp. Toen de aanvallen aanhielden trokken zij zich verder terug naar het Provinciaal Electrisch Bedrijf (vaak Helper Centrale of Helpman Centrale genoemd). Bij de Centrale waren ook Duitse militairen gelegerd in baraken in het Günther Prien Kamp 3) die felle tegenstand boden. Uiteindelijk werden de Duitsers, na urenlange gevechten, gedood, verdreven of gevangen genomen.
Een aantal Duitsers was in de Rabenhauptkazerne achtergebleven. Maar toen Helpman vanuit het noorden en het zuiden werd aangevallen door de Canadese troepen kwamen werd de grond te heet onder hun voeten en begonnen ze in de middag goederen uit de kazerne in vrachtauto’s te laden; sommigen slaagden erin hiermee te ontkomen.
Volgens omwonenden hebben de Canadezen tijdens de aanval die daarna volgde vlammenwerpers gebruikt om de Duitsers te verjagen, waardoor een aantal barakken op het Engelse Kamp ernstige brandschade opliep.
De afgebrande Rabenhauptkazerne na de bevrijding in 1945.
Tot in het begin van de 50-jaren heeft er militair afval op het terrein van de Rabenhauptkazerne en het Engelse Kamp gelegen. De kwajongens van toen die daar in de buurt woonden, vertelden met smaak over de levensgevaarlijke capriolen die ze uithaalden met gevonden munitie en ander oorlogstuig.
Als macabere bijzonderheid kan nog worden vermeld dat op het terrein van de Rabenhauptkazerne in de periode van 1947-1952 aan vijf landverraders en oorlogsmisdadigers de doodstraf is voltrokken. Onder hen was de beruchte SD-er Robert Lehnhoff, ‘de beul van het Scholtenhuis’, die op 24 juli 1950 op de pistoolbaan van het schietterrein van de Rabenhauptkazerne werd geëxecuteerd.4)
Het Engelse Kamp na 1945
Na de oorlog werden de beschadigde barakken in het Kamp zoveel mogelijk gerepareerd en werden daar opnieuw, net als voor de oorlog, in de loop der jaren duizenden jongemannen gekeurd voor de militaire dienst.
In 1958 waren de militaire activiteiten tot een minimum teruggebracht: het laatste bewakingsdetachement van Van Heutz verdween in de eerste maanden van dit jaar toen bekend werd dat het Engelse Kamp zou verdwijnen om plaats te maken voor de nieuwbouw van de Van Mesdagkliniek.
Er was daarna nog één adjudant van het regiment Van Heutz aanwezig die benoemd was tot waarnemend commandant van het Engelse Kamp. Deze adjudant kreeg assistentie van een dienstplichtig soldaat die wegens gezinsomstandigheden was overgeplaatst naar Groningen. Hij had daar officieel een bewakingstaak en noemde zichzelf ‘de laatste soldaat van het Engelse Kamp’. Er was op het Kamp nauwelijks meer iets te doen; elke avond stalden twee in Assen werkzame militaire chauffeurs daar hun wagens om ze ’s morgens weer op te halen.
Detachement Gravendienst van het Nederlandse leger
Van mei tot augustus 1958 bood het Engelse Kamp onderdak aan een bijzondere militaire eenheid: een detachement van de Gravendienst van het Nederlandse leger. Deze eenheid, bestaande uit ongeveer 50 mannen, had tot taak stoffelijke overschotten van gesneuvelde Duitse militairen op te graven, te identificeren en over te brengen naar de Duitse militaire begraafplaats te Ysselsteyn (Limburg) waar de stoffelijke resten werden herbegraven.
Ook de ‘laatste soldaat uit het Engelse Kamp’ werd, volkomen onvoorbereid, ingeschakeld bij deze werkzaamheden. Het meest lugubere was het zoeken naar ongemarkeerde graven: ergens langs de rand van het Sterrebos lagen, zo was bekend, nog Duitse militairen begraven. Deze tijdens de gevechten in april 1945 omgekomen mannen waren door de Canadese troepen provisorisch in en om het Sterrebos begraven, vooral in de heuvel tegenover het inmiddels verdwenen café-restaurant Boschhuis.
Men zocht het gebied af door met dunne ijzeren staven in de grond te prikken tot men op overblijfselen stuitte en de exhumaties plaats konden vinden. Daarna begon de vaak moeizame identificatie. De stoffelijke resten werden (als er geen familie bekend was) vervolgens naar Ysselsteyn overgebracht.
Het detachement van de Gravendienst bestond uit enige ervaren militaire artsen afkomstig van het Militair Hospitaal te Utrecht aangevuld met een aantal pas afgestudeerde tandartsen die, na afloop van hun studie, alsnog hun dienstplicht moesten vervullen. Zij waren onervaren en zeker niet voorbereid op deze taak. Ook de gravers waren ongeoefende en onvoorbereide dienstplichtigen.
Op het gehele Kamp was zegge en schrijve één douche beschikbaar en het ontsmettingsmiddel lysol werd veelvuldig gebruikt. De oorspronkelijke eetzaal was ingericht als mortuarium waar ook een primitieve opvang werd verleend aan militairen die ’s nachts wel eens doorsloegen of aan slapeloosheid leden als gevolg van de zware psychische belasting van het werk. Begin augustus 1958 was het detachement van de Gravendienst weer vertrokken.
In de tien jaren hierna heeft het terrein van het Engelse Kamp nog diverse bewoners gekend o.a. de Groningse Bereden Politie en het Duitse Circus Krone. De eerste paal voor de nieuwbouw van de Van Mesdagkliniek werd geslagen in 1969. Vanaf begin 1972 werd het eerste gedeelte van de nieuwbouw in gebruik genomen.
Toelichting naam Engelse Kamp
De naam Engelse Kamp is ontstaan doordat hier tijdens de Eerste Wereldoorlog 1.500 Engelse militairen (zeelui) van de Royal Navy (First Royal Naval Brigade) waren geïnterneerd. Ze waren in november 1914 ingezet bij Antwerpen om het Belgische leger te helpen bij hun strijd tegen de Duitsers. Toen de Duitsers aan de winnende hand waren zagen drie bataljons van de First Royal Naval Brigade hun terugweg afgesneden en besloten ze de grens van het neutrale Nederland over te steken waarna ze, volgens de internationale rechtsregels werden geïnterneerd in Nederland zolang de oorlog zou duren.
Overzicht van het Engelse Kamp in de Eerste Wereldoorlog.
Engelse geïnterneerden in een barak tijdens de Eerste Wereldoorlog.
Daartoe werden ze in november 1914 ondergebracht in de toen door de mobilisatie leegstaande Rabenhauptkazerne in Groningen, bewaakt door Nederlandse militairen. Begin 1915 verhuisden ze naar een nieuw gebouwd barakkenkamp dat in Groningen al spoedig het Engelse Kamp werd genoemd. Dat kamp was gelegen achter de toenmalige gevangenis van Groningen (de tegenwoordige Van Mesdagkliniek) aan de Hereweg. In november 1918 na de Wapenstilstand vertrokken de Engelsen zo snel mogelijk weer naar huis.
Keuringsbureau Militaire Dienst
Na de Eerste Wereldoorlog werd het Engelse Kamp een dependance van de Rabenhauptkazerne, dat het onderkomen was van het 12e Regiment Infanterie. De barakken deden dienst als huisvesting voor o.a. gezinnen van onderofficieren. Daar vond ook, tot in de 60-er jaren, de keuring plaats van duizenden jonge mannen uit de drie noordelijke provincies vanwege de Dienstplichtwet. In 1938 verkeerden de oorspronkelijke barakken in een zodanig slechte staat dat ze moesten worden afgebroken. In datzelfde jaar werden nieuwe barakken gebouwd waar een paar jaar later de Duitsers gehuisvest werden.
Voetnoten
1) Van de gezamenlijke kruiserbemanningen van 2.296 man overleefden 837 de aanval. Een aantal van hen werd gered door twee Nederlandse koopvaardijschepen, de SS Flora (287 drenkelingen) en de SS Titan (114 drenkelingen). De meeste geredden werden aan land gezet in het neutrale Nederland, waar zij persoonlijk en medisch werden verzorgd. Zij werden niet geïnterneerd omdat zij niet vielen onder de interneringswetgeving: zij waren onvrijwillig in Nederland aangekomen en konden daarom vrijelijk het land verlaten.
2) Zie: http://en.wikipedia.org/wiki/Otto_Weddigen en
3) Terugblik ’40-45, 39e jaargang nr. 10, oktober 2001, Vragenrubriek, 323.
Günther Prien, was net als Otto Weddigen, een Duitse duikbootkapitein die begin oktober 1939, kort na het uitbreken van de oorlog tussen Groot-Brittannië en Duitsland, naar Scapa Flow voer, de thuishaven van de Britse vloot op de Orkney-eilanden. Het lukte Prien met de U47 alle door de Britse Marine aangelegde hindernissen te ontwijken, de haven binnen te dringen en de daar afgemeerde HMS Royal Oak, het vlaggenschip van de Home Fleet, te torpederen. Het schip kapseisde en zonk binnen enkele minuten waarbij bijna 840 zeelieden de dood vonden. Günther Prien ontving hiervoor het als eerste onderzeebootcommandant het Ridderkruis. In maart 1941 vond hij samen met zijn bemanning de dood toen de U47 ten onder ging door de uitwerking van dieptebommen. Zie ook: https://nl.wikipedia.org/wiki/G%C3%BCnther_Prien
4) Mulder – De nadagen van het verzet, 129-143.
5) Dit verhaal is mij verteld door de heer O. te B. die graag anoniem wil blijven.