●● Een groot deel van het religieuze leven van Joden was en is gericht op de synagoge: het middelpunt van de Joodse gemeente. Het is de plaats waar men samenkomt om te bidden en de Heilige Leer te bestuderen. Dit artikel gaat over de geschiedenis van de opeenvolgende synagogen in Groningen.
De eerste synagogendiensten in Groningen
Al vanaf 1438 waren er regelmatig rondtrekkende individuele Joden aanwezig in Groningen. Halverwege de 16e eeuw kwamen er voor het eerst enkelen binnen de wallen van Groningen wonen met officiële toestemming van de stadsregering.
De eerste met name genoemde Jood was Mijchel Pijrkel (1545). Tien jaar later werd aan ‘Saalomon de Joode’ het recht verleend zich in de stad te vestigen als arts. In 1573 geeft het stadsbestuur aan Sijmon Micheels ‘de Joede’ toestemming een bank van lening te openen.
Maar ondanks de toename van het aantal Joodse inwoners in de loop der tijd werd er streng op toegezien dat ze geen godsdienstige bijeenkomsten hielden op een vaste locatie. In de toestemming verleend aan rabbijn Cohen de Lara te Leiden in 1661 om een groepje Portugese Joden naar Groningen te laten komen, staat uitdrukkelijk vermeld dat deze ‘binnen ofte omtrent dese stede geene synagogen sullen mogen houden’.
Nog in 1691, toen er zoveel Joden in de stad waren dat zij een ‘minjan’ vormden (tien mannelijke Joodse meerderjarigen, die het minimum waren voor een gemeenschappelijke godsdienstoefening) verbood het stadsbestuur dat een Jood of een groep Joden ‘in sijne behuisinge noch elders sijnagoge, ofte vergaederinge tot verrichtinge van haer godsdienst sal mogen anstellen’.
De eerste synagogendiensten in Groningen vonden eind 17e eeuw plaats in de huiskamer van een zekere Levie Jozefs. Dit werd door het stadsbestuur van Groningen niet toegestaan, waarschijnlijk meer uit irritatie over het feit dat er geen toestemming was gevraagd, dan uit religieuze intolerantie.
Deze Levie Jozefs was afkomstig uit Appingedam en handelde samen met zijn vrouw in textiel, juwelen en tabak. Ze waren destijds zelfs in het bezit van een Heilige Ark, die in bruikleen was gegeven door de Joodse Gemeente te Appingedam. Levie Jozefs werd verbannen uit Groningen omdat hij voorschotten verstrekte op onderpanden die gestolen bleken. Hij en zijn familie werden daarop voor eeuwig verbannen uit Groningen.
Ook na het gedwongen vertrek van Levie Jozefs zijn er naar waarschijnlijk religieuze bijeenkomsten geweest. De in Groningen gebruikelijke vrijmarkten, waar Joodse handelaren welkom waren, vielen vaak samen met Joodse feestdagen. Het is daarom aannemelijk dat zij in Groningen onopvallend gebedsdiensten hielden.
Huissynagoge
Pas vanaf 1731 is er betrouwbare informatie over religieuze bijeenkomsten.
In 1732 komt Mozes Goldsmit naar Groningen en opent daar, met toestemming van de stadsregering, een bank van lening. Die bevond zich in de Poelestraat in het pand dat later bekend werd als het Concerthuis. Een Joodse bank van lening was welkom (o.a. voor stadsregeringen) omdat een dergelijke bankbedrijf in die tijden niet mocht worden uitgeoefend door Christenen die om godsdienstige redenen geen rente mochten berekenen.
Goldsmit had bij het opmaken van het contract tevens bedongen dat hij in zijn huis gebedsbijeenkomsten mocht houden – een huissynagoge waar zijn talrijke familieleden hun diensten konden houden. Het begrip familieleden werd ruim opgevat zodat ook Joodse niet-echte-familieleden welkom waren.
Na verloop van tijd bleek het niet mogelijk die huissynagoge te handhaven. Er waren zakelijke problemen vanwege Christelijke vennoten die waren aangetrokken om de bank ook op de zaterdag (sabbat) en Joodse feestdagen open te houden. Als gevolg daarvan werd de toestemming voor de bank ingetrokken en bovendien was door de toename van het aantal Joodse inwoners (er woonden inmiddels dertig tot veertig gezinnen in Groningen) de beschikbare ruimte te klein geworden.
Synagoge huurhuis Steentilstraat
Men wilde daarom een gebouw kopen dat als synagoge gebruikt kon worden. Er werd een huis gevonden aan het Kattenhage, maar het stadsbestuur gaf hiervoor geen toestemming. De Joodse gemeenschap stelde zich voorlopig tevreden met een huurhuis in de Steentilstraat.
In het begin hadden de daar gehouden godsdienstoefeningen veel bekijks van de ‘Kristelike Groningers’, die ‘zoo’n soort van godsdienst nooit te voren hadden bijgewoond’. Maar toen het nieuws er af was, ontstond er een vijandige stemming en wilden de Steentilstraters ‘niet langer gedogen, dat de Joden hunne kerkgang in hun buurt deden’.
Synagoge Folkingestraat in 1756
Daarop vroeg de Joodse Gemeente de stadsregering verlof tot het bouwen van ‘een publyke kerk in de Volteringestraat’. Het verzoek werd ingewilligd maar de kosten waren niet gering: 15.000 gulden. De lidmaten brachten geld in ‘een ieder naar de gave zijner hand, naar de zegen des Eeuwigen’. Geloofsgenoten elders schonken liefdegiften en wat er nog aan het benodigd kapitaal ontbrak, schoten bereidwillige Christenen voor in de vorm van hypothecaire leningen met als zekerheid de synagoge en bijbehorende gebouwen.
Onder ‘het gemeen in de stad’ waren er velen, die de minder sympathieke gevoelens der Steentilstraters ten opzichte van een synagoge deelden. De bouw van een ‘Jodekerk’ deed bij die ingezetenen ‘een vreeselijk gemor, vergezeld met zware bedreigingen’ ontstaan aan het adres van de Joden. Dankzij de bescherming, die de stadsregering verleende, kon de bouw echter ongehinderd voortgang vinden, ‘maar de Joden durfden het niet wagen op straat uitziende vensters te maken’.
●● Terzijde: De straat waaraan de synagoge werd gebouwd bestond al sinds de 11e eeuw. In 1439 werd het genoemd naar het rijke en belangrijke geslacht Folkerdinghe, dat ooit woonde in een stenen huis op de hoek met het A-kerkhof. Eerst was de naam Volteringestraat in gebruik; later werd dat Folkingestraat. ●●
●● Terzijde: In de periode 1756 – 1890 droeg het laatste stukje van de Folkingestraat, tussen Nieuwstad en Zuiderdiep, de naam Jodenstraatje. Ook de benaming Sjoelgasse werd wel gebruikt. In 1890 werd deze straatnaam op verzoek van omwonenden veranderd in Verlengde Folkingestraat. Dat ‘Verlengde’ is langzaamaan verdwenen in de adresaanduiding. Aan de gevel van het Rabbinaatshuis zijn de haken nog zichtbaar van een naambord waarop Jodenstraatje zou zijn vermeld. ●●
Plechtige opening van de synagoge
Op vrijdag 20 augustus 1756 vond de plechtige opening van de synagoge plaats. De tot rabbijn gekozen Isaac Joseph Cohen leidde de eerste dienst. Volgens een bericht in de Groninger Courant ‘met ongemeen veel plegtigheyd en vrolijkheyd onder een groote meenigte van Aanschouweren’.
Hierbij werd gedoeld op de gebeurtenis dat de wetsrollen in processie van de synagoge in de Steentilstraat naar de Folkingestraat werden overgebracht; een gebruik dat meestal gepaard ging met veel vrolijkheid.
Bij de inwijding van de synagoge legde het in Groningen gelegerde garnizoen bestaande uit infanterie en cavalerie, een cordon vanaf de Grote Markt tot aan de synagoge waar tussen de gehele ‘Regering der Stad, de Staten dezer provincie, hooge ambtenaren, zoo militairen als politieke, en de voornaamsten dezer stad, van beide sexen, met derzelver koetsen of te voet doorgingen om de inwijding bij te wonen’. Zo verliep de inwijding ‘plechtstatig en ongestoord’. Na de plechtige inwijding werd er door 1.200 gasten een groots feest gevierd in de Harmonie.
In de loop van de volgende jaren werd voor de instandhouding en verfraaiing van de synagoge het nodige geld uitgegeven. Tussen 1776 tot 1804 was dat gemiddeld 456 gulden (bijna 20% van de jaarlijkse uitgaven) per jaar. De Joodse gemeenschap bleek dus bereid grote financiële offers te brengen voor het nieuwe gebedshuis. Het aantal zitplaatsen in de synagoge, belangrijk omdat uit de verhuur hiervan een deel van de kosten werd bestreden, was 130 zitplaatsen voor mannen en 50 voor vrouwen.
Het ontstaan van de Joodse buurt
Vanaf de ingebruikneming van de synagoge vestigden zich steeds meer Joden in de Groningen (ook afkomstig uit Duitsland), vaak rond de synagoge die zodoende het centrum werd van de Joodse buurt in Groningen. In 1809 telde de Joodse gemeente in Groningen 510 inwoners, in 1869 waren dat er 1.645 en in 1899 was het aantal gegroeid tot 2.628 personen.
Dat centrum werd grofweg gesproken, begrensd door de Vismarkt, Herestraat, Zuiderdiep en Munnekeholm. De belangrijkste straten waren de Folkingestraat met de Folkingedwarsstraat en de Nieuwstad met (in het verlengde daarvan) de Torenstraat.
Afscheiding van de synagoge Folkingestraat
In de jaren na 1850 waren er binnen de Joodse gemeenschap (de kille) in Groningen heftige meningsverschillen, die in 1852 tot een afscheiding leidden. De synagogendienst was van oudsher zo ingericht dat iedereen voor zichzelf hardop bad en zong, zonder zich daarbij aan enig tempo of melodie te houden.
De vooruitstrevenden binnen de synagoge wilden hierin verandering brengen en zelfs de koorzang invoeren wat in de ogen van de orthodox ingestelde groepering veel te ver ging. Zij vonden dat op die manier het eigene van de Joodse eredienst zou verdwijnen.
De traditioneel ingestelde groepering stichtte daarop in 1856 een eigen synagoge in een pand aan het Zuiderdiep. Deze kreeg de bijnaam ‘Nije Sjoel’. Die sjoel werd in 1881 buiten gebruik gesteld, toen de twee groepen zich weer verzoenden. Het gebouw werd in 1933 gesloopt.
In het hierna gebouwde pand in de stijl van de Amsterdamse School [Zuiderdiep 49], herinnert een glas-in-loodraam hoog in de zijgevel aan de rechterkant nog aan deze oude synagoge. Als U geluk hebt staat het raam open en is de afbeelding duidelijk te zien.
De nieuwe synagoge Folkingestraat
De synagoge die gesticht werd in 1756, was rond 1900 bouwvallig geworden en ook te klein geworden voor de steeds groter wordende Joodse gemeenschap in Groningen.
De nieuwe synagoge werd ontworpen door architect Tjeerd Kuipers (naar verluid zou zijn ontwerp het goedkoopste zijn!) in samenwerking met de architect Ytzen van der Veen. Beide architecten hadden een gereformeerde achtergrond en werkten o.a. samen bij de bouw van de Zuiderkerk en de Westerkerk (inmiddels afgebroken) in Groningen.
Ze ontwierpen een gebouw dat veel weg heeft van een kruisbasiliek bestaande uit een transept, apsis, middenschip en twee zijschepen. De opbouw met zijschepen moesten het houten tongewelf van de synagoge ondersteunen.
Het werd een gebouw met oosters aandoende hoefijzer- en sleutelgatbogen in de ramen en galerijen. Kuipers liet zich daarbij inspireren door de Neue Synagoge van Berlijn en die van Dresden.
Het is een bijzonder gebouw: van binnen stijlkenmerken van een kerk met van buiten twee ronde koepeltorens die doen denken aan een moskee. Daardoor is het gebeurd dat de Groninger sjoel te zien was op een Turkse Ramadankalender uit Amsterdam.
Gewenst: groot gebouw met uitstraling
Op de plaats van de oude synagoge wenste men een groot gebouw met de uitstraling die paste bij joodse emancipatie. De nieuwe Groningse synagoge bood plaats aan ruim 600 leden van de Nederlands-Israëlitische Gemeente (NIG).
On-Nederlands zijn de twee koepelvormige torens, de ramen en de galerijen op de bovenverdieping. Net als de pilaren met Griekse ornamenten en de veelkleurige gebrandschilderde glas-in-loodramen. Rode Groninger bakstenen, Friese majolicategeltjes en tal van Joodse elementen verwijzen naar de herkomst van het Joodse volk. De Hebreeuwse tekst boven de hoofdingang betekent:
‘Gezegend is hij die binnengaat – Gezegend is hij die weggaat’.
De deuren links en rechts naast de grote ingangsdeur waren bestemd voor Joodse vrouwen als toegangen naar de vrouwengalerijen. Zij zitten apart van de mannen zoals wordt voorgeschreven door het Joodse geloof. Tegenwoordig worden vrouwen toegelaten tot de benedenzaal maar ze zitten dan wel apart van de mannen.
Links naast de synagoge staat het Rabbinaatshuis (Nieuwstad 30). Dat werd gebouwd in 1890 en is dus iets ouder dan de synagoge die in 1906 in gebruik werd genomen. Het werd ook gebruikt als ritueel badhuis (mikwe), winkel, kantoor van de (opper)rabbijn en kantoor van de Joodse Gemeente.
In de top van de gevel van het Rabbinaatshuis zijn de letters NIG te zien: Nederlands Israëlitische Gemeente. Achter het grote raam op de eerste verdieping aan de Nieuwstad was de vergaderzaal van het opperrabbinaat. Beneden woonde de koster en de badmeester. Het rituele bad was na de oorlog verdwenen onder beton – in 2020 vond de restauratie plaats.
Dr. I. Mendels over de nieuwe synagoge
Dr. I. Mendels was leraar aan de Rijks HBS te Groningen en een zeer gerespecteerd lid van de Joodse Gemeente. Hij schreef in de Groningse Volksalmanak rond 1900 een aantal artikelen over de Joodse samenleving in Groningen dat in boekvorm verscheen in 1910. Hij leverde hierin, in een verfijnd taalgebruik, zijn visie op de nieuwgebouwde synagoge. Hieronder de volledige tekst in de originele spelling.
“In het begin dezer eeuw werd de wens levendig, de synagoge aan de Kleine Folkingestraat door een nieuw gebouw vervangen te zien. Het getal Israëlieten te Groningen was van vierhonderd in 1798 tot ongeveer drieduizend geklommen. Voor zulk een Gemeente was het oude gebouw, op de kerkelike hoogtijden altans, te klein. Een ruime, sierlike tempel, een stad als Groningen waardig, zou eerlang de oude synagoge vervangen, die door herhaalde verbouwingen ook aan zeer matig gestelde eisen der esthetika niet meer voldeed.
De bezwaren verheelde men zich geenszins. Men zag hoe velen – wat uitblinkt door positie of vermogen in de eerste plaats – zich verre houden van de synagoge; sommigen uit overtuiging; anderen, omdat het huns inziens niet „gekleed” staat er zich mee te bemoeien; weer anderen, lang niet mal in eigen ogen, wijl zij menen tijd en geld beter te kunnen besteden.
Ook kon het niet onbekend zijn, hoe Jong-Joden-dom over ’t algemeen beslist de voorkeur schenkt aan de Harmonie [de toenmalige grootste feestzaal in Groningen] boven de synagoge, wat juist niet altijd bevorderlik is voor de goede harmonie tussen kinderen en… grootouders, – zijnde de ouders merendeels „daar al overheen”.
Bovendien kon evenmin ontkend worden, dat naar de geest des Jodendoms een mooie synagoge eigenlik iets is van sekondair belang; …. dat niet de architekt, doch de vrome zin der gelovigen een huis tot huis des gebeds maakt; dat Israëls profeten en wijzen zich afkeurend uitlaten over de zucht, mooie tempels te stichten ten koste van noodzakeliker instellingen, als bijvoorbeeld school en badhuis.
Waar men evenwel de overtuiging bezat ten deze zijn plicht vervuld en met ruime hand in de behoeften voorzien te hebben, daar achtte men zich gerechtigd tot de bouw van een synagoge over te gaan, die uiterlik en inwendig aan de eisen des tijds zou beantwoorden.
Met algemene stemmen nam de kerkeraad het daartoe strekkend besluit. Op 30 Junie 1905 werd door de Weleerw. heer E. Hamburg Mz. de eerste steen gelegd met een toepasselike rede en op 23 Maart 1906 had, mede door de opperrabbijn, de plechtige inwijding van het gebouw plaats, in tegenwoordigheid van Zijn Excellentie de Kommissaris der Koningin, de Edelachtbare heer Burgemeester en tal van andere autoriteiten.”
De Tweede Wereldoorlog
In de afschuwelijke periode juli 1942 t/m april 1943 werden 2.550 Joodse Groningers via Kamp Westerbork gedeporteerd. Slechts 10 van hen overleefden de vernietigingskampen. Na de oorlog keerden tussen de 120 tot 200 Joden terug naar de stad, vooral uit de onderduik.
Kort na de laatste deportaties werd de Joodse gemeente op 28 mei 1943 door de Duitse bezetters eenzijdig ontbonden. De synagoge werd gesloten en gebruikt als opslag- en verzamelplaats voor radio’s, koper en tin.
Vier kostbare Thorarollen waren eerder al, in het geheim, ondergebracht in een kluis van de Rotterdamse Bank in Groningen. Ze moesten daar in september 1945 op verzoek van de bankinstelling worden weggehaald.
Na de bevrijding in april 1945
Kort na de bevrijding in april 1945 werd de synagoge opnieuw ingewijd door een Canadese legerrabbijn. In september 1945 werd aan 230 Joden van wie op dat moment de verblijfplaats in stad en provincie bekend was of ze (opnieuw) bereid waren toe te treden tot de Joodse gemeente. Slechts 120 van hen reageerden bevestigend.
Deze kleine Joodse gemeente bleek niet in staat de synagoge in stand te houden. Het pand was tijdens de oorlog ernstig verwaarloosd waardoor de kosten van onderhoud en gebruik te hoog werden. Men zag zich daardoor genoodzaakt het gebouw in 1952 te verkopen en als Joodse gemeenschap te verhuizen naar het nog bestaande gebouw van de jeugdsynagoge in de Folkingedwarsstraat dat vlak voor de oorlog, op 31 maart 1940, in gebruik was genomen.
Chemische wasserij en ververij ASTRA
In de synagoge vestigde zich de Chemische wasserij en ververij ASTRA (‘Ster’). De apsis werd gesloopt en vervangen door een volière met vogeltjes. Die werden, zo werd gezegd, gebruikt voor het detecteren van giftige dampen. Die kwalijke dampen hadden, net als de waterdamp, een verwoestend effect op de muren en het interieur.
Ook werden voor de wasserij leidingen door de muur getrokken en werd er een ventilator voor het verdrijven van de dampen geplaatst in het prachtige ronde glas-in-lood venster boven de ingang. De drie foto’s hieronder zeggen genoeg.
De bovenverdieping werd geschikt gemaakt als ruimte voor de bijeenkomsten van het Apostolisch Genootschap, waarbij de eigenaar van de synagoge was aangesloten. Daartoe werden aan voor- en achterzijde nieuwe vloeren gelegd tussen de beide galerijen. De zijgalerijen werden aan de binnenzijde dichtgemetseld omdat de Apostolische gemeente tijdens de diensten geen zicht wilde hebben op de wasserij. Voor de daardoor verdwenen lichtinval in het gebouw werden plompverloren vensters aangebracht in het houten tongewelf.
De wasserij ging in 1973 failliet waardoor het gebouw leeg kwam te staan en steeds verder verpauperde. De glas-in-loodramen werden kapot gegooid, het gebouw werd gebruikt als honden uitlaatplek en het lag er vol met duivenpoep.
Stichting Folkingestraat Synagoge (SFS)
De gemeente Groningen had intussen serieuze plannen de hele buurt inclusief synagoge te slopen en te vervangen door nieuwbouw. Het was de tijd van de ‘Verbeelding aan de macht’ in Groningen.
Het gevolg was dat bezorgde burgers in 1975, onder leiding van Lenny Wolgen Salomons, de Stichting Folkingestraat Synagoge (SFS) oprichten met als doel het behoud en de restauratie van het zwaar verwaarloosde pand.
Zij kregen steun van PPR-gedeputeerde Halbe Kuipers en PvdA-statenlid Joop Olman. PvdA-wethouder Jacques Wallage, zelf van Joodse huize, was destijds juist voor sloop omdat er volgens hem alleen ‘de gevolgen van de oorlog mee werden herdacht en niet de oorzaken’. Hetzelfde argument werd ook gebruikt door de Joodse gemeente.
In een onbewaakt ogenblik zei Wallage zelfs te twijfelen of twee Joodse monumenten (het tweede was het Joods monument van Wazkowsky aan de Hereweg) misschien wel teveel van het goede was. Tijdens zijn latere burgemeesterschap in de jaren 1990 betreurde Wallage overigens zijn zienswijze van destijds. Hij schijnt toen te hebben gezegd dat ‘de burgemeester Wallage blij was dat de wethouder Wallage ongelijk had gekregen’.
Uiteindelijk besloot de Groningse gemeenteraad met een minimale meerderheid van één stem eind 1976 toch het gebouw aan te kopen en te restaureren. Deze meerderheid kwam tot stand doordat de communisten van de CPN voor stemden na een hartstochtelijk pleidooi door de bekende Groningse communist Fré Meis tijdens een fractieoverleg.
Restauratie synagoge 1979 – 1981
Met onder meer geld uit het budget voor Binnenstadsvernieuwing werd de synagoge gekocht voor 160.000 gulden. Ook werd een restauratiebijdrage bij het ministerie van CRM aangevraagd [CRM staat voor Cultuur Recreatie en Maatschappelijk werk].
In 1977 zette de toenmalige CRM-minister Harry van Doorn het gebouw op de monumentenlijst en het toegezegde geld kwam er nadat de Joodse gemeente besloot de sjoel na restauratie weer te gaan gebruiken.
Na het opstellen van een reconstructieplan volgde vanaf 1979 een grondige restauratie onder leiding van architecten Fred Dubbeling (exterieur) en Piet Cohen (interieur).
Driehonderd containers met puin zijn uit de synagoge verwijderd. Alle ingrepen van ASTRA zijn ongedaan gemaakt. Daarna is alles zoveel mogelijk in oude staat hersteld, een operatie die ruim 2.000.000 gulden kostte. Glas-in-lood ramen, tegelwanden en apsis zijn in oude luister hersteld. Ruim tweehonderd gipsen ornamenten zijn opnieuw gegoten en er is een nieuw interieur voor het synagoge-gedeelte ontworpen met 120 zitplaatsen.
Twee jaar later, op 29 november 1981, 75 jaar na de oprichting, werd het vernieuwde gebouw plechtig opnieuw ingewijd. Psalm 24 ‘Hef, poorten, uw hoofden omhoog, verhef u, aloude ingangen: de koning vol majesteit wil binnengaan’, werd gezongen toen de Tora-rollen werden binnengedragen.
Tot de aanwezigen sprak rabbijn J.S. Jacobs onder meer de volgende woorden: ‘Gebruikelijk is het te zeggen: het is mij een eer en genoegen bij deze inwijding het woord te voeren. De eer voel ik, het genoegen niet. Dit heiligdom is te groot en de Gemeente te klein.’ Sindsdien wordt de synagoge als sjoel gebruikt door de Joodse gemeente Groningen.
Daarnaast doet het gebouw dienst als culturele ruimte voor concerten, exposities, rondleidingen en educatie. De Stichting Oude Groninger Kerken werd in 2008 eigenaar van het gebouw – de Stichting Folkingestraat Synagoge heeft het beheer in handen. In de periode 2011 – 2012 is de synagoge opnieuw gerestaureerd. De entree van het gebouw is in 2021 aangepast.
Jeugdsjoel Folkingedwarsstraat
Na de herinwijding verloor de jeugdsjoel in de Folkingedwarsstraat haar functie als synagoge. Het gebouw werd verkocht en werd buurtcentrum met sportzaal.
In de nok van de gymnastiekzaal bevond zich nog een raam met daarin een davidster. Een uitsparing in de oostelijke muur verwees naar de plek waar zich eerder de ark met de gebedsrollen bevond. Daar tegenover – onder het basketbalnet – waren nog de contouren zichtbaar waar eens de tafels met de geboden hingen.
●● Naschrift over de naoorlogse schadeafwikkeling
Het Nederlands Beheersinstituut, Bureau Bijzondere Beheren betreffende het rechtsherstel, rehabiliteerde de NIG Groningen na de oorlog en vernietigde de beschikking van de Duitse Commissaris voor Niet-commerciële Verenigingen en Stichtingen van 26 augustus 1943, waaruit bleek dat de Joodse gemeente bij besluit van 28 mei 1943 (kort na de deportaties) was ontbonden en was geliquideerd. Geschreven werd ‘dat de gemeente voordien niet geweten heeft van voormeld besluit en dat het gewenst is dat de eventuele gevolgen van voormeld besluit ongedaan worden gemaakt.’
Uitgekeerde Oorlogsschade aan de Joodse gemeente
Uit archieven bleek de geleden materiële oorlogsschade aan de Joodse bezittingen in de periode 1943-1945 een bedrag te zijn van 108.116 gulden. Daarvan kreeg de Joodse gemeente voor de synagogen aan de Folkingestraat 60 en Folkingedwarssstraat 16 een bedrag van 82.965 gulden uitgekeerd (voor de verloren gegane inventaris) van de Coöp. Molestverzekering Centraal Beheer op 15 januari 1957 (sic!).
Een eerder aanbod van 40.200 gulden werd op advies van het architectenbureau Por afgewezen. Centraal Beheer wilde de Joodse gemeente met minder genoegen laten nemen om een eventuele jarenlang durende afwikkeling te voorkomen. Op 29 december 1956 kwam echter de officiële bevestiging binnen dat het gehele schadebedrag zou worden uitbetaald.
Geraadpleegde literatuur
– W.J. van Bekkum – De Folkingestraat-synagoge in Groningen.
– Wout van Bekkum en Stefan van der Poel – Joods leven in Groningen.
– A. van Deelen – Er staat nog een sjoel in de Folkingestraat.
– Johan van Gelder – Het huis van Gronings Israel (Zeer aanbevolen!)
– Dr. I. Mendels – De Joodse gemeente te Groningen (1910).
– E. Schut – De Joodse gemeenschap in de stad Groningen.
– Stichting Folkingestraat Synagoge –
Er staat nog een sjoel in de Folkingestraat.
– Folder synagoge – Een Oosterse verrassing in het hart van Groningen.
– Folder synagoge – Wandeling door het Joodse verleden.