●● Wolven en wolvenjachten in Groningen en Drenthe werden in vorige eeuwen
veelvuldig door de gewestelijke overheden georganiseerd omdat wolven om allerlei redenen zeer gevreesd werden. Tegenwoordig blijken Nederlanders redelijk positief te denken over de aanwezigheid van de wolf in ons land. Hoe daar vroeger over gedacht werd is te lezen in het onderstaande artikel.

Wolven en plaatsnamen

Aan de Hereweg in Haren ligt het prachtig geheel gerestaureerde Huis De Wolf dat herinnert aan het toen levensgevaarlijk geachte dier dat in onze noordelijke gebieden nog regelmatig voorkwam. Hier stond vroeger een kleine herberg, die vermoedelijk een wolf op z’n uithangbord voerde. Wolvenjagers kwamen na hun jachtpartijen samen om na te genieten van hun avonturen.

Huis De Wolf in Haren rond 1900

Behalve dit Huis De Wolf zijn er in Groningen nog meer herinneringen aan de vroegere ‘wolventijd’. Zo was er vroeger ten zuiden van Wedde, aan de weg naar Westerwolde, ooit een café met de naam ‘Hongerige Wolf’. En bij Kropswolde ligt het wegdorp Wolfsbarge dat dateert uit de 15e eeuw. In Leek is de naam Wolveschans tegenwoordig een straatnaam; in vroegere krantenartikelen sprak men over ‘De Wolvenschans bij Leek’.

Hongerige Wolf in Groningen is een dijkdorp ontstaan na de aanleg van de Oudedijk in 1657. De naam is waarschijnlijk eveneens te danken aan een vroegere herberg. De polder die hier is ontstaan wordt bemalen door het gemaal dat eveneens de naam Hongerige Wolf draagt. Er is een mooie limerick geschreven over het plaatsje Hongerige Wolf:

● Hongerige Wolf
Inpoldering, bedijking, winning van land op de zee
Ook Groningen deed daar zijn voordeel mee
Allerhande dorpen werden gesticht
Het land kreeg een totaal nieuw aangezicht
Zo ook dit dorp, genoemd naar een voormalig café.

Ook is er een gemaal dat De Waterwolf heet; het grootste gemaal van het waterschap Noorderzijlvest dat stamt uit 1920. Het regelt het waterpeil in een gebied van 100.000 ha en kan 5.500 m3 per minuut naar het Lauwersmeer pompen. Op de gedenksteen staat vermeld: ‘Verlaging van den waterstand brengt meerder koren op het land’. Misschien zijn er in dat koren de bijna uitgestorven korenwolven te vinden…

In Drenthe vindt men in Assen de straatnaam Wolvenveen, mogelijk herinnerend aan een streekje met die naam. En er bestonden plaatsnamen als Wolfsbarren tussen Emmen en Weerdinge, Wolvenveen, Wolvenbosch en Wolfsmaat die mogelijk verwezen naar hier ooit rondlopende wolven.

Wolf – bekend begrip in het dagelijks leven

Dat er in de Gouden Eeuw in Nederland wolven voorkwamen is te lezen in Houwelyck, een gedicht van Jacob Cats uit 1643 waarin hij schreef:

‘Veel adels uyttet hof, veel ridderlicke mannen,
Veel herders uyttet woud te samen aengespannen,
Gaen jagen opten wolf, die met een feilen tant
Verscheurde wat hij vont in al het platte lant; …’

Daarnaast zijn er veel uitdrukkingen en spreekwoorden die verwijzen naar de vroegere aanwezigheid van dier. ‘Hij eet als een wolf’ zegt men van een flinke eter. ‘Hij huilt mee met de wolven’ getuigt van iemand die praat, zoals zijn gezelschap het graag wil horen en een oud spreekwoord luidt: ‘Slechte herders – vette wolven’.

Wolf met jong
Wolf met jong – Wikicommons by Bob Haarmans – Mom and Kit, CC BY 2.0

Het gezegde ‘Hij is een wolf in schaapskleding’ werd vooral in kerkelijke kringen gebruikt om gelovigen te waarschuwen voor afvalligen (‘valse profeten’) die afwijkende (‘ketterse’) meningen verkondigden.

Toen de mijnen in Zuid-Limburg nog open waren, werden ondergrondse gevaren aangeduid met ‘dat is de mijnwolf’. De maand december werd in vroeger tijden de Wolfsmaand genoemd: ‘Deeze maand werd zo genoemd, omdat in dezelve de wolven verwoedelijker op roof uitgaan.’

En wie kent niet het sprookje van Roodkapje waarin de grote boze wolf eerst de grootmoeder opeet en daarna Roodkapje. Gelukkig worden ze beide gered door een koene jager die de wolf opensnijdt. De jager stopt terloops stenen in de buik van de wolf, naait de wolf ook nog even dicht, die daarna zonder pardon in een put wordt gesmeten.

Illustratie Roodkapje getekend door Gustave Dorée rond 1850
Gustave Dorée – illustratie Roodkapje 1850

Een ander bekend sprookje is ‘De wolf en de zeven geitjes’. En al sinds oktober 1952 rent Midas, de Grote Boze Wolf in de Donald Duck, achter de drie biggetjes Knir, Knar en Knor aan die telkens opnieuw, al 68 jaar lang, vaak met hulp van het zoontje van de Grote Boze Wolf, weten te ontkomen aan zijn vraatzucht. Ook in Sesamstraat is aandacht besteed aan het sprookje van Roodkapje. En de boeken over Dolfje Weerwolfje worden verslonden door de basisschoolleerlingen van tegenwoordig.

En, wees eerlijk, wie heeft niet met enige vertedering gekeken naar de wolf Two Socks in de epische Western tevens Love Story ‘Dances with Wolves’? Hoe mooi speelde Luitenant John J. Dunbar (Kevin Kostner) niet met Two Socks? En Two Socks had toch zeker ook wel een Oscar mogen krijgen voor zijn/haar spel naast de zeven andere Oscars die werden uitgereikt?

In werkelijkheid zijn er twee wolven gebruikt voor de rol van Two Socks die Buck en Teddy als namen hadden. Maar zelfs met hun eigen trainers erbij was het lastig werken met beide wolven. Er was veel geduld voor nodig en veel lekkere vleeshappen om ze datgene te laten doen wat noodzakelijk was voor de benodigde filmbeelden. Ongetwijfeld heef de film bijgedragen aan de toename van de aaibaarheidsfactor van de wolf. Maar die aaibaarheidsfactor hoort niet bij wolven omdat de wolf een wild roofdier is dat volkomen ongeschikt is als huisdier.

Een woest trojka rit van een slee achtervolgd door wolven
Een woeste Trojka rit in barre omstandigheden met veel wolven.

Ook zijn er liedjes uitgebracht over wolven zoals ‘De Dodenrit’ van Drs P. uit 1974 met de beroemde versregel: ‘Trojka hier, Trojka daar’, waarbij Omsk net te ver weg blijkt. Kijk en luister op Youtube. En kijk ook eens naar een woest gezongen wolvenlied ‘Okhota na volkov’ (Охота на волков) [The Hunting of Wolves] en luister naar de rauwe stem van de beroemde Russische zanger Vladimir Vysotski (1938-1980) die nog steeds immens populair is in Rusland. Kijk en luister op YouTube.

Er bestaat een gedicht over Roodkapje afkomstig uit ‘Vertellingen van Moeder de Gans’ [ca. 1860] dat als volgt luidt:

● Roodkapje
Lieve meisjes blijft niet staan,
Zoo een onbekende gast,
Met zijn praatjes u verrast,
Als gij ergens heen wilt gaan,
Schoon gij nergens wolven ziet,
O! ’t Ontbreekt aan wolven niet.
‘k Ken er die in schapenvacht,
Loeren op uw rust en vreugd:
Rept u voort en loopt niet zacht,
Want zij kennen eer noch deugd.
Vraagt aan wijze lieden raad:
Wolven nemen list te baat.

De strekking is moralistisch/pedagogisch: luister altijd naar je vader en moeder en ga nooit met vreemde kerels mee!

Roodkapje met wolf op weg naar grootmoeder met een rijmpje
Roodkapje op blote voeten met een gluiperige wolf

In Groningen leefde de wolf nog lange tijd voort in het oude kinderspelletje ‘Wolf en schoap’n’. De wolf roept: ‘Herder, loat dien schoap’n goan!’ De herder antwoordt: ‘Zai deurv’n nait!’ Wolf: ‘Woarom nait?’ Herder: ‘Van dei grieze grauwe roege wolf nait!’ Wolf: ‘Grieze graue roege wolf zit gevangen tusschen twei ieser’n tang’n; tusschen zun en moan; herder laot dien schoapkes goan!’
De herder liet dan zijn schaapjes gaan die de overkant van de straat of het schoolplein probeerden te bereiken. Als de wolf ze aftikte werden ze als extra wolf ingezet. Daarna werd het woordenspel met de herder herhaald. Het schaap dat als laatste overbleef werd daarna de eerste wolf in de nieuwe spelronde. In de vijftiger jaren werd dit spel nog wel gespeeld in het schoolkwartier. Tegenwoordig worden varianten op dit spel digitaal aangeboden.

Wolven in het noorden van het land

Dat wolven in de middeleeuwen algemeen voorkwamen in deze gewesten vertelt de historieschrijver Piccardt in zijn Kronijk van Drenthe: ‘Anno 1233 en 1234 isser er sulcke oneindelijcke meiniche van Wolven geweest in de landschap Drenthe en aangrenzende Landen, dat daerdoor niet alleen het Vee meer als oyt is verscheurt geworden; maer oock de doode lichamen der menschen zijn bij nacht en ontijden van [door] de Wolven uyt de Graven geschrubt, verscheurt en verslonden, alsoo dat de Ingezetenen genootsaeckt zijn geworden met Sarcken en Steenen de begravene lichamen voor de wolven te bewaren’.

Redenen voor het uitroeien van wolven

De wolf was niet alleen een graven schennende aaseter maar werd in vroegere tijden gevreesd omdat er wel eens kinderen en volwassenen werden aangevallen. Vaak waren deze agressieve wolven bevangen door hondsdolheid en beten ze in de laatste fase van de ziekte in alles wat ze onderweg tegenkwamen, waardoor na bijtincidenten inwoners van hele dorpen door onderlinge besmetting een afschuwelijke dood stierven. Ook was de wolf schadelijk omdat er soms vee (schapen, geiten, kalveren) van de boeren werd gedood. Het doden van schapen was een financiële ramp voor de gedupeerde boeren die leefden van de opbrengsten van de verkochte wol aan de toen florerende lakenindustrie. En edellieden zagen hun jagersbelangen op hun jachtterreinen geschaad door de aanwezigheid van wolven die jaagden op hun favoriete prooidieren hazen, reeën, edelherten en (jonge) everzwijnen, wat met alle inzetbare middelen bestreden moest worden.

Dit waren de redenen dat van hogerhand het uitroeien van de wolf werd aangemoedigd en bevorderd. Zo werden er premies uitgeloofd voor het vangen of het doden van wolven. De premies waren het hoogst in Drenthe en in Utrecht waar 100 respectievelijk 120 gulden per wolf werd betaald. In Zutphen daarentegen werd voor een gedode of gevangen wolf slechts 25 gulden uitgekeerd. Ook in het Veluwe-gebied en gewest Utrecht werden rond 1700 hoge premies betaald voor het doden van wolven, vossen, wilde katten en otters. Toch bleek het aantal gedode dieren daar niet te verminderen maar, integendeel, zelfs aanmerkelijk toe te nemen zo bleek uit de aantallen ingeleverde gedode dieren. De reden was dat ze vanwege die hogere premies uit andere gewesten (met lagere premies) werden aangevoerd!

Wolvenjachten

Eén van de eerste meldingen van een wolvenjacht stond in de Oprechte Haerlemsche Courant uit 1666. Het is een bericht afkomstig uit Rome: ‘Voorleden Nacht vernam men in de Gracht van ’t Casteel een geheel Esqaudre Wolven waar op aenstonts jacht wiert gemaekt, en sy wierden gedwongen in de Tyber te springen; dit is wel een gheringh Nieuwes; maer de genen, die op alle dingen regard slaen, seggen, dat dit een voorteyken van Pest of Moort is’.

Plakkaat uit 1683met een aankondiging van een te houden wolvenjacht.

Door plaatselijke overheden in de Nederlandse gewesten werden met regelmaat wolvenjachten georganiseerd vanwege de overlast die de beesten veroorzaakten. Dat zo’n jacht zou worden gehouden werd bekendgemaakt in een plakkaat: ‘Wanneer de Regering onderricht wordt, dat zich een Wolf binnen het Landschap ophoud, wordt een algemeene Jacht afgekondigd, waarbij aan verscheiden Dorpen en Gehuchten wordt bevolen, om op een zekeren bepaalden dag en uur, met Schietgeweer, Spiezen, Hooivorken, Grepen en ander tuig gewapend, en met Trommelen voorzien, behoorlijk verdeeld, naar een bepaald Heidenveld, alwaar, tot kenteeken, een lange paal is opgerigt, op te trekken, en middelerwijl de Struwellen en Bosschen te doorzoeken, en af te jagen.

Hierdoor gebeurt het, dat, op zekere hoogte, de jagende Karspelen aan elkander sluiten, en eindelijk een uitgestrekten kring formeeren, welke kring, onder het optrekken, hoe langer hoe kleiner wordt, en waarvan de opgerichte paal het middelpunt is. Ingeval nu de Wolf opgejaagt is en zich in den kring bevindt, wordt dezelve gemeenlijk geschoten. Die zo gelukkig is van het Dier te treffen, brengt het naar zijne Woonplaats en hangt het aan een paal ten toon; en deze triumph is al het loon, hetgeen hij er voor ontvangt. Gedurende dezen Wolvenjacht is het volstrekt verboden, eenig ander wild te dooden’.

Vooral in het laatst deel van de 16e en begin 17e eeuw kwamen er veel wolven in ons land voor. Dit stond in verband met de oorlogen die in de tijd werden gevoerd. De wolven stroopten rond op slagvelden en bij terugtrekkende legers waar ze zich te goed deden aan dode mannen en dode paarden. Dat was het geval tijdens de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) waardoor ze aan het einde van de 16e eeuw veel voorkwamen in Nederland en ze vooral in Utrecht een ware plaag vormden. Het waren er zoveel dat rond 1600 ‘men niet veilig op het land kon gaan’.

De wolvenplaag in Noord-Brabant rond 1760 werd toegeschreven aan de Frans-Duitse oorlog die duurde van 1756-1763. Ook bij de terugtocht van Napoleon uit Rusland in 1812 werd het Franse leger door grote aantallen wolven gevolgd die zich daarna vestigden in Duitsland en in de Franse wouden en van daaruit in de Belgische Ardennen. Soms kwamen ze vanuit de Ardennen in Limburg en Brabant terecht.

De grote wolvenjacht in Utrecht in 1593

Uit het jaar 1593 is een beschrijving bekend van een grote wolvendrijfjacht die misschien wel de grootste is geweest die ooit in Holland en Utrecht werd gehouden. De ergste chaos van de oorlog, die later de Tachtigjarige oorlog zou worden, was toen voorbij en het leven begon weer wat normaler te worden. Eén van de gevolgen van die oorlog was dat zich veel wolven hadden gevestigd in de noordelijke landstreken want tijdens een oorlog was er veel voedsel voor de wolven te vinden. Men sprak in Utrecht rond 1600 over een ware wolvenplaag waardoor ‘Men niet veilig op het land kon gaan’.

Al in 1588 werden daarom premies uitgeloofd voor het doden van wolven. Als gevolg van de ernst van deze plaag was de premie hoog: ‘Soo word op yder Wolf gestelt 60 gulden ende die den Wolf den Eersten steek geeft dat het wel treft, sal van voorsz sestig gulden vooruyt hebben twaalf gulden. Item, die een Leger of Nest met jonge Wolven siet, en de jonge Wolven levert, sal voor yder jonge Wolf hebben tien gulden’.

een prent met een wolvenjacht uit vroeger eeuwen.

Maar die beloningen leverden te weinig resultaat op zodat werd besloten eind april 1593 een verplichte ‘generale wolvenjacht’ te houden. Per plakkaat werd bekend gemaakt, dat ‘slechts arme personen oud sijnde boven de 60 jaar en die de macht niet hebben anderen in hun plaatse te hueren’, van de verplichte drijfjacht waren vrijgesteld. Alle overige mannelijke personen vanaf 14 jaar, uitgezonderd de burgers van de steden Utrecht en Amersfoort, moesten verschijnen. Ook molenaars mochten niet meedoen; die moesten op de ommegang van hun molen op de uitkijk staan en aangeven in welke richting de wolven vluchtten.

Elk dorp had bepaalde orders gekregen: ‘Eerst sullen die van Westbroek ende Achttienhoven vergaderen achter die Groene Kan op den weg na die heyde en haar aldaar verspreyden van het voordorp af tot omtrent de Pepemuts, soo verre als sy konnen en sullen daerna afjagen alle die akkeren nederwaarts tot aan die Vecht…’

Dwars door de provincie Utrecht stond dus één lange lijn van mannen, gewapend met knuppels, pijlen en bogen, hooivorken, dorsvlegels, messen aan stokken en speren. Daarnaast waren ook honden aanwezig. Vuurwapens mochten niet worden gebruikt; dat werd te gevaarlijk geacht. In de vroege ochtend van 30 april trok de linie onder oorverdovend lawaai op. Elk bosje, iedere haag werd gecontroleerd. In de vroege avond was de kring nagenoeg dichtgetrokken en begon de moordpartij op de wolven. Een aantal van hen was in de Vecht gesprongen en had getracht zo het vege lijf te redden, maar daaraan was ook gedacht, want talloze bootjes met bewapende mannen wachtten deze dieren op. Naar verluid zijn honderden wolven afgeslacht – exacte gegevens zijn niet bekend.

Wolvenjachten in Groningen

Niet alleen in Utrecht waren rond 1600 zoveel wolven, dat ‘men niet veilig op het land kon gaan’. Ook in Groningen trof men toentertijd veel wolven aan in Westerwolde en in het Gorecht [Goorecht], voornamelijk in het Harener Holt. In Slochteren was de overlast zo groot dat in 1601 een wolvenjacht werd georganiseerd. Een resolutie van de Gedeputeerde Staten van Stad en Ommelanden van 12 mei 1601 luidt: ‘Opt versoeck van den Edelvesten hovelijnck Johan Rengers tho Slochteren, wegens de ingesetenen aldaer, wordt den ammunitiemeester Geert Huijngh geordonneert en belast, sijne E. te laeten volgen een tromme om deselve op de wolvenjacht te mogen gebruijcken, mits dat sijne E. daervan restitutie sal doen soe wanneer sulcx begeert ende versocht sal worden’. Ook de Groningse Stadsregering schreef in 1608 een wolvenjacht uit over het Oldambt in samenwerking met de naburige streken van Fivelgo, Westerwolde en Drente.

Maar niet alleen de wolf was gevaarlijk. In de oude tijd was de Hereweg (die over de Hondsrug van Groningen naar Assen leidde) niet alleen buitengewoon slecht onderhouden, maar ook bijzonder onveilig. Vooral gedurende de 16e eeuw hadden zich in de bossen van het Gorecht veel vagebonden, afgedankte of gedeserteerde huursoldaten, bedelaars en straatschenders genesteld. Deze maakten de omgeving van de Hereweg onveilig. Behalve dit gespuis kon men op de Hereweg ook met regelmaat een wolf tegenkomen.

Er is een tijd geweest, dat het gewest Groningen veel last had van deze roofdieren. De ingezetenen van Haren en Noordlaren werden dan met klokgelui tezamen geroepen om ter wolvenjacht te gaan. De laatste wolvenjacht in deze omgeving vond plaats in 1708, toen Burgemeester en Raad van Groningen bevel gaven in Gorecht zo’n wolvenjacht te houden, terwijl ze daarbij bepaalden dat ieder, die een wolf doodde of ving, recht had op een beloning van 100 gulden.

In de beginjaren van de 18e eeuw was de wolf in Westerwolde nog zo algemeen, dat Muntinghe, de Drost van Wedde, in 1722 uit ieder huis een weerbare man opriep om mee te doen met een drijfjacht op wolven. Hij schreef hierover het volgende: ‘Nademaal de Drost en Rigteren der Heerlijkheyd Wedde en Westerwoldingeland door herhaalde klagten der ingezetene des Buurschaps Louwde onder het karspel Sellingen in ’t seekere zijn geinformeert, hoe aldaar seederd eenige dagen verscheyde rundvee en paarden door een of meerdere graseerende wolven op het veld zijn verscheurt en opgevreeten, hebben wij ter afwendinge van diergelijke rampen en ter gemeene beveiliginge noodig geoordeelt, dat aangezien dat gedierte zig nu laatstelijk seer apparent na de nabuirige grensen van Munsterland en Drenth zal hebben begeeven, er straks hij derselver weederkomst en nadere ontdekkinge eene generale wolvejacht binnen deze Heerlijkheyd worde gehouden’.

een prent met een wolvenjacht uit vroeger eeuwen.

Verder werden er verschillende voorschriften gegeven: ‘Bij het uittrekken van huis zal een ieder zig hebben te voorsien met een tweetande hooivork, mestgaffel of ander dienstig en handig instrument, om den wolf meede te konnen keeren of die met een schietgeweer weeten omme te gaan met een fixen snaphaan of jachtroer nevens kruid en lood naar behooren. De wolf ter neer gevelt, zal in het kerkdorp, onder welke het veld geleegen is, alwaar hij is dood geschooten, aan een hooge staak worden opgehangen, sonder dat de schutters, die denzelve getroffen hebben, daarop eenige verdere praetensie mogen maaken, nog verschil moveeren, om den wolf van daar te neemen en na elders te vervoeren om opgehangen te worden.

Wolvenjachten in Drenthe

In de eerder genoemde Kronijk van Drenthe staat vermeld: ‘Menigvuldig waren de wolven in Drenthe en de jagten daarop gedurende de jaren 1606 en 1612 mitsgaders in ’t jaar 1640 en in het tijdsverloop 1643 tot 1666. Toen schijnt dat roofgedierte te zijn verminderd, maar van 1679 tot 1685 werden de Drenthenaren weer buitengemeen van de wolven geplaagd.’

Drenthe werd ook in de tweede helft van de 18e eeuw door de aanwezigheid van wolven opgeschrikt. In de nabijheid van Schoonloo, op het Ellertsveld, stond vroeger een paal, die de Wolfsbaak werd genoemd. Deze paal werd daar omstreeks 1772 geplaatst. Het bestuur van Drenthe had toen een wolvenjacht georganiseerd, die zich van Zuidlaren tot Zweeloo uitstrekte. Iedere landman wapende zich met snaphaan, knuppel, spade of vork, om op de vastgestelde dag de wolf in een nauwe kring te jagen en te doden. In de buurt van Schoonloo werd het dier geveld.
Zuidlaren eigende zich deze overwinning toe, wat door de andere kerspelen werd betwist. In de herberg te Schoonloo, waar de gemoederen van de jagers door het gebruik van sterke drank nogal werden verhit, werd de twist voortgezet waardoor de dood van de wolf bijna de dood van enige jagers tot gevolg had. Op de plaats, waar de wolf werd geschoten, werd een paal als ‘gedenkzuil’ geplant: de Wolfsbaak.

Pronken met de gedode wolf - een prent uit vroeger eeuwen.
Pronken met de jachtbuit

Over het algemeen wilde men graag pronken met een gedode wolf. In Drenthe hing men het kadaver aan een paal ’te pronk’. In Noord-Brabant hing men het aan de kerktoren. En in Nijmegen met een ijzeren halsband onder één van de vensters van de hoofdpoort. In Zwolle werd de dode wolf als een misdadiger door de beul aan de galg gehangen.

De laatste wolf in Nederland

Waarschijnlijk was de wolf na 1800 al volledig uitgeroeid in Nederland. Dat in de Napoleontische tijd in Limburg nog premies zijn uitgeloofd op het doden van wolven had een andere reden. Het betrof hier wolven die meegetrokken waren met de uit Rusland terugkerende Napoleontische legers. Die wolven waren vanuit Duitsland en Frankrijk via België in de provincie Limburg waren terechtgekomen. In Nederland kwam na 1800 nog een enkele keer een zwervend exemplaar voor. Zo zijn er twee gevallen bekend uit 1820 en 1822 bij Groesbeek maar mogelijk waren dit verwilderde honden. Waarschijnlijk is de allerlaatste wolf in Nederland in 1845 gedood in Schinveld (Limburg). De ‘wolf’ die in 1891 is gevangen en naar de dierentuin Artis in Amsterdam is gebracht was een verwilderde herdershond.

Nieuwe wolven in Nederland

In 1985 stond in een artikel dat door de sterke verstedelijking en de uitbreiding van het wegennet de kans dat zwervende wilde wolven Nederlands grondgebied zouden bereiken vrijwel nihil was. Vijfendertig jaar later blijkt echter het tegendeel: er hebben zich zelfs sinds 2019 weer wolven in Nederland gevestigd.

De huidige aanwezigheid van de wolf in Nederland is echter niet onomstreden. Regelmatig verschijnen er artikelen in de (plaatselijke) pers met waarschuwingen en de melding van vervelende gebeurtenissen: ‘Eenzame mannetjeswolf bijt 95 schapen dood’, ‘Schapen uit de natuur na weer een slachting wolf’, ‘Wolf moet terug naar Duitsland’, ‘Wolf die mensen opzoekt is gevaarlijk’… Maar ook: ‘Nederlanders zijn positiever over wolf’. Uit het laatste artikel bleek dat 45% van de Nederlanders graag eens een wilde wolf wil tegenkomen. En een ruime meerderheid in Nederland is niet van plan natuurgebieden te mijden waar wolven voorkomen.

Het laatste nieuws (23 juni 2020) is dat de wolf zich niet mag vestigen in Friesland. Althans dat vindt een kleine meerderheid van Provinciale Staten in Friesland die een motie aannam tegen de wolf. De motie werd ingediend door VVD, CDA, FvD en PVV en gesteund door de ChristenUnie. Die ging over het aanwijzen van Friesland als wolfvrij gebied. Er is nog geen concreet plan van aanpak om de wolf buiten de provincie te houden.

Geopperd werd dat er in Friesland een hek [een wolvenhek?] moest worden geplaatst van Lemmer tot aan Lauwersoog. Een andere mogelijkheid volgens het ‘rechtse blok’, er is namelijk behoorlijk over nagedacht, zou zijn de wolf te verdoven, het dier in een transportbusje te stoppen en het op een plek ergens buiten de provincie of ergens in Europa weer vrij te laten. Maar dat ‘rechtse blok’ had behoren te weten dat de wolf in Europa maximaal beschermd is. Of de wolf nu in Friesland rondstruint of in het Zwarte Woud of in Polen, de bescherming is overal gelijk en dat zal niet veranderen door deze Friese motie. Een ‘deportatie-wolf’ zal er dus nooit komen.

Wolvenplan voor Nederland

Er bestaat al sinds 2013 een ‘Wolvenplan voor Nederland’ waarin het eerste uitgangspunt is dat de wolf een strikt beschermde inheemse soort is. Dit is vastgelegd in het Verdrag van Bern (1979) en de Habitatrichtlijn (1992). Het is daarom verboden wolven opzettelijk te doden, te vangen of te verstoren. Het tweede uitgangspunt is dat de provincies verantwoordelijk zijn voor beleid ten aanzien van wolven en voor de afhandeling van de door hen veroorzaakte schade. De belangrijkste standpunten in het Wolvenplan zijn:

– Terugkeer van de wolf wordt gezien als een natuurlijk proces.
– Veiligheid van mensen staat altijd voorop: de wolf is een roofdier.
– Honden moeten in natuurgebieden om die reden aangelijnd zijn.
– Wolven voeren is verboden.
– Uitsluitend bij gevaar voor mensen of bij herhaalde aanvallen op door de veehouder goed beschermd vee, mag worden ingegrepen.

Bij problemen met wolven zijn de provincies bevoegd maatregelen te treffen. Als er een acuut gevaar is, ligt het gezag bij een burgemeester en treedt de politie op. Een wolf mag dan door middel van een injectie of een geweerkogel worden gedood. Wolven op de Veluwe en in Belgisch-Limburg worden nauwlettend gevolgd. Actieve monitoring gaat in zodra een territorium is gevestigd, zoals nu op de Veluwe. Dat gebeurt met camera’s, door sporenonderzoek en analyse van uitwerpselen.

Wolvenplan

Het Wolvenplan voorziet echter (nog) niet in het beheer van een eventueel snel uitdijende wolvenpopulatie. De wolf is een beschermd dier, maar de vraag rijst hoeveel wolven de Nederlandse maatschappij op den duur aankan. Dit wordt mede bepaald door het feit dat er in Nederland genoeg voedsel is voor wolven. De voorjaarstelling van 2019 kwam uit op meer dan 100.000 reeën, 8.000 everzwijnen en een paar duizend edelherten terwijl de jagers die de wildstand beheren de jaarlijkse aanwas bijna niet afgeschoten krijgen. Bovendien kunnen wolven zich snel aanpassen aan nieuwe omstandigheden. De verspreiding van wolven kan daarom snel gaan.

Populatiebeheer

In o.a. Bulgarije, Polen, Slowakije, delen van Spanje, Griekenland en het rendiergebied in Zweden en Finland wordt het wolvenbestand al min of meer beheerd. Soms worden alleen probleemwolven afgeschoten, soms geldt een jaarlijks te bepalen quotum op grond waarvan afschotvergunningen worden verstrekt aan gekwalificeerde jagers. In Duitsland en Frankrijk wordt, in navolging van Canada en de Verenigde Staten, overleg gevoerd over het beheer van de wolvenpopulatie.

Er moet dus wel degelijk een antwoord komen op de vraag hoe het beheer van een toekomstige wolvenpopulatie in Nederland wordt geregeld. Dit dient uiteraard te gebeuren in Europees verband, want wolven trekken zich niets aan van landsgrenzen en lopen al dan niet via de corridors in het Europese natuurnetwerk te zoeken naar nieuwe vestigingsgebieden.

Noodzakelijk is ook dat de Nederlandse overheid objectieve informatie gaat geven over de aanwezigheid van wolven om onjuiste beeldvorming te voorkomen. En er moet zeker voorlichting worden gegeven aan het publiek hoe dat zich het beste kan gedragen in gebieden waar de wolf zich heeft gevestigd of zal gaan vestigen.

Geraadpleegde literatuur

  • J.A. Feith – Uit Groningen’s verleden
  • Nieuwsblad van het Noorden – 24 maart 1934.
  • Oprechte Haerlemsche Courant – 23 februari 1666.
  • Artikelen uit het Nieuwsblad van het Noorden (via Delpher).
  • Wolvenjagt in de provincie Utrecht. Tijdschrift voor Geschiedenis, Oudheden en Statistiek van Utrecht (1840 – 6).
  • Jan H. de Rijk – Wolven in Nederland: samenvatting van historische gegevens.
    Twee boeken – beide zeer aanbevolen ter oriëntatie!
    Roelke Posthumus – Wolf – De terugkeer van een jager.
    – Dick Lees e.a. – De wolf is terug! Eng of enerverend?