●● Het verhaal over de opvang van en de hulpverlening aan Belgische vluchtelingen die in Groningen terechtkwamen aan het begin van de Eerste Wereldoorlog in 1914 en 1915.

Op dinsdag 4 augustus 1914 breekt de Eerste Wereldoorlog uit: het Duitse leger trekt België binnen op weg naar Frankrijk om daar het Franse leger te verslaan. Vanaf dat moment komen tienduizenden Belgische vluchtelingen naar Nederland beangstigd door oorlogsgeweld en berichten over wreedheden begaan door Duitse troepen.

De Grote Uittocht der Belgen

Het Nederlandse volk was diep begaan met deze vluchtelingen. In de Troonrede van 1914 sprak Koningin Wilhelmina namens de Nederlandse regering haar medeleven uit met de slachtoffers van de oorlog. Zij zei hier: ‘…Diep begaan met het lot van alle volken, die in de krijg zijn meegesleept, draagt Nederland de buitengewone lasten die het wordt opgelegd, gewillig, en ontvangt met open armen alle ongelukkigen…’. In de pers verschenen direct oproepen om hulp te verlenen en op korte termijn werden in den lande bijna 600 hulpcomités opgericht. Overal werden collectes gehouden en van alle kanten werd onderdak, voedsel en kleding aangeboden; hulp die later ook vanuit het buitenland werd verstrekt.

Vluchtelingen: Kom maar in ons Hollandse Huis

Zo ook in Groningen: op 4 augustus 1914 werd het Groningse Comité tot Hulp van Belgische Vluchtelingen opgericht en in diverse plaatsen in de provincie werden Hulpcomités gevormd die onmiddellijk geld en goederen gingen inzamelen; op 2 oktober was reeds een bedrag van 14.000 gulden beschikbaar.
Het Provinciaal Comité benoemde een afvaardiging die naar het zuiden afreisde om met eigen ogen te aanschouwen waaraan het geld het best besteed kon worden. In Oldebroek had men geen geld nodig: ‘Liever een kegelspel, geen kleding – we hebben al blouses genoeg’, kreeg men te horen. Ook Maastricht werd bezocht waar men vertelde dat stropers, smokkelaars en vrouwen van verdachte reputatie naar Veenhuizen werden gezonden zodat er daar alleen fatsoenlijke families waren gehuisvest.

Men wilde ook het oorlogsterrein met eigen ogen aanschouwen en daarom werd Visé bezocht, dat geheel verwoest bleek. ‘Afschuwelijk’, was het oordeel. Er werd geld toegezegd aan het provinciaal Comité van Limburg en men beloofde uit te zien naar huisvesting voor ‘goede families, die gaarne in een beschaafde omgeving een vriendelijke opname zouden vinden’.

Bombardement van Antwerpen

Op 7 oktober 1914 werd Antwerpen door de Duitsers gebombardeerd en toen kwam de grote stroom vluchtelingen pas echt op gang. De schattingen lopen uiteen maar algemeen wordt aangenomen dat er aan het einde van de maand meer dan 1.000.000 vluchtelingen in Nederland aanwezig waren onder wie zich ook naar schatting 40.000 meest Belgische militairen bevonden. (NB. De Nederlandse bevolking telde toen 6 tot 6,5 miljoen inwoners!) Deze vluchtelingen konden, ook om militaire redenen, niet in de grensprovincies blijven en werden daarom over geheel Nederland verspreid.

●● Organisatie van de hulpverlening
Op vrijdag 9 oktober 1014 kreeg het Provinciaal Comité van Groningen bericht dat een trein kon worden verwacht met 2.000 vluchtelingen. Men vergaderde onder leiding van de Commissaris der Koningin en besloot tijdelijke vluchtoorden in te richten in de stad Groningen. Hiertoe werden uitgezocht:
– De Dresseerschool aan de Korreweg
– het Sophiahuis in de Parklaan
– Rijwielenfabriek Fongers aan de Hereweg
– De gemeentelijke Gymnastiekschool in de Violenstraat
In de grote zaal van de Vereniging De Harmonie konden de vluchtelingen het middagmaal gebruiken; het eten werd gereedgemaakt in Het Soephuis. Ook werd een Comité van Dames benoemd om de Belgische gasten aan tafel te bedienen. Er werd nog meer geld ingezameld; het beschikbare bedrag steeg tot ongeveer 25.000 gulden. Inmiddels was ook een Comité van Huisvesting opgericht en vele particulieren boden aan Belgen in huis op te nemen, gratis of tegen een kleine vergoeding (het motto was liefdadigheid – geen kostwinning). De stad werd daartoe verdeeld in 12 kluften [ouderwetse voor wijken].

●● Aankomst van de vluchtelingen
Eindelijk zou de trein aankomen: het Comité van Ontvangst stond gereed: ‘Vrouwen uit hoogaristocratische milieus, vrouwen van hooggeleerde heren, de Burgerwacht, het Leger des Heils, vele kerkelijke vertegenwoordigers en padvindertjes’. Deze padvindertjes dienden om boodschappen over te brengen.
De eerste trein met 1.304 doodvermoeide vluchtelingen arriveerde, na uren vertraging, om 11 uur ’s avonds. Ze werden getrakteerd op koek, koffie en chocola en naar hun opvangverblijven overgebracht. Tussentijds kwam nog de melding dat men op zaterdag en zondag nog twee treinen kon verwachten met in totaal 3.000 vluchtelingen, maar dit bericht bleek later onjuist.
Reeds maandag 12 oktober werd de eerste groep vluchtelingen toegewezen aan de huisvestingsadressen in de stad en de provincie; er was ook een Joods Comité dat de zorg op zich nam voor de Joodse vluchtelingen. Dezelfde maandagavond arriveerde de tweede groep vluchtelingen, in totaal 1.604 personen. Ook zij werden ondergebracht in de Groningse vluchtoorden en later verspreid over adressen in de stad en diverse Groningse plattelandsgemeenten. Alle vluchtelingen werden geregistreerd; er was een informatiebureau voor directe hulp aan de Belgen en er kon zelfs geld worden gewisseld.

●● Terugkeer van de vluchtelingen
Vanaf 20 oktober werd door vele Belgen aan terugkeer gedacht – de berichten uit België waren niet ongunstig. Na 1 november zijn inderdaad velen teruggekeerd, ook al omdat een afvaardiging van het provinciaal Comité zich ter plaatse had overtuigd en een gunstig advies had verstrekt: ‘Gaat terug, helpt uw arm verwoest land weer opbouwen opdat het in de toekomst weer zo krachtig moge worden als voorheen’. Eén en ander werd schriftelijk bevestigd door een aantal bekende Antwerpenaren. Langzaamaan vertrokken vele Belgen, hetzij terug naar België, hetzij naar Engeland waar werk werd aangeboden. Ook vertrokken velen naar de Belgische vluchtoorden die in Nederland waren gebouwd. Op 1 januari 1916 waren er nog 412 vluchtelingen in diverse gemeenten in de provincie Groningen; hiervan waren 133 gehuisvest in de stad Groningen.

●● Vluchtelingenkamp Dresseerschool aan de Korreweg
Toen bekend werd dat er een groot aantal vluchtelingen in Groningen zou aankomen, verklaarde het bestuur van de Dresseerschool zich bereid verschillende ruimtes af te staan. In de manege werd een grote voorraad stro op de schone zandbodem uitgespreid en een groot aantal dekens klaargelegd. Nadat de paarden uit de stal werden gehaald, werden schoongemaakt en van veel stro en dekens voorzien. Het restauratiegebouw van de Harddraverij Vereniging Groningen werd beschikbaar gesteld met de daarin aanwezige tafels en stoelen.
Op 9 oktober kwamen ongeveer 400 vluchtelingen in de Dresseerschool aan. Zij werden onthaald op koffie, brood en koek en na een paar uur rustten ze allen gewikkeld in de dekens in het stro. Op 10 oktober werd iedereen ingeënt en ingeschreven. Op 12 oktober kwamen burgemeesters en veldwachters uit de provincie om, ingevolge de opdracht van de Commissaris der Koningin, het aantal aan hun gemeente toegewezen vluchtelingen af te halen. Diezelfde dag werd de inrichting van de Dresseerschool nog verbeterd. Er werden kachels geplaatst, brandstof werd aangevoerd, een zuigelingenkeuken werd ingericht en een ruimte voor een kledingmagazijn. Op dinsdag 13 oktober kwamen nogmaals 459 vluchtelingen aan in de Dresseerschool, die na kortere of langere tijd ook weer vertrokken naar plaatsen in de provincie Groningen.

Dresseerschool gelegen bij het Noordersportterrein aan de Korreweg op de plek van het huidige Bernouilliplein (bestond tot 1930). Rechtsboven is een gashouder te zien van de toenmalige Gasfabriek (1854-1990).

Het middagmaal werd genuttigd in de Harmonie. Koffie en brood konden ter plekke worden verkregen. Veel geschenken aan etenswaren, versnaperingen, speelgoed en kleding werden door de Groningse burgerij aangeboden en dankbaar aanvaard. Een inzameling gehouden om een telegram aan te bieden aan de Koningin leverde 78 cent te veel op; dit bedrag werd aan de Commissie gegeven om te storten in het Ondersteuningfonds.
Toen in de laatste week van oktober de vluchtelingen weer naar België konden terugkeren werd de Dresseerschool gebruikt als nachtverblijf voor de vertrekkenden; dit gebeurde op 23, 24, 26 en 27 oktober en op 2 en 3 november. ’s Nachts om 4 à 5 uur waren telkens enige leden van de Commissie aanwezig om de vertrekkenden uitgeleide te doen. De goederen werden op vrachtauto’s geladen en ze werden in een vijftal tramwagens naar het station gebracht waar koffie en brood werd uitgedeeld.

●● Kamp Gymnastiekschool / Sophiahuis aan de Parklaan
Het nachtverblijf was gevestigd in de Gemeentelijke Gymnastiekschool en het dagverblijf in het Sophiahuis. Eindelijk was het dan zover: tegen 11 uur ’s avonds zouden de Belgen komen! Reeds twee keer was alles tevergeefs voorbereid, maar toen werden de Belgen bij Rijwielenfabriek Fongers en de Dresseerschool ondergebracht. Alles wat eetbaar en draagbaar was werd eveneens naar Fongers gebracht. Het speet de commissie het meeste van de warme kruikjes!
Uiteindelijk kwamen 149 Belgen. Zij werden ingedeeld in vier groepen die, al naarmate de welstand was getaxeerd, werden ingedeeld in: getrouwd, ongetrouwd, mannen of vrouwen. Om ongeveer 00.30 lag iedereen te ruste. Een katholieke zuster had de nachtwake op zich genomen; een politieagent was geplaatst aan het hoofd van de zaal bij de afdeling der jongemannen.
De volgende ochtend werd iedereen naar het Sofiahuis gebracht waar het ontbijt gereed stond; vanwege het mooie weer werd er buiten op de speelplaats gegeten. Daarna was iedereen vrij maar men moest zich om 1 uur present melden voor de gezamenlijke gang naar de Harmonie waar gegeten werd. Daarna was iedereen weer vrij maar wel moest men ’s avonds om 7 uur weer binnen zijn voor de koffie. De volgende morgen, de 14e oktober, werd bij een kind roodvonk geconstateerd. Gevolg: transport naar het ziekenhuis en de gehele groep moet voor tenminste 10 dagen worden geïsoleerd. Alles moest eerst met lysol worden gereinigd. De zaal kon nu voor een langer verblijf worden ingericht.

Verpleegafdeling van het Vluchtelingenkamp Parklaan - Groningen

Het Sofiahuis werd als kamp ingericht met kookpotten, een eigen wasserij etc. De tweede avond werd er voorgelezen; er werden liederen gezongen en er werd gedeclameerd. Ook werd er later voorlichting gegeven over de stand van zaken in België. De Belgische consul hield in het gebouw dagelijks spreekuur.
Omdat er geen tweede geval van de roodvonk werd geconstateerd kon de quarantaine per 21 oktober worden opgeheven. Op 20 oktober is er nog een feestavond geweest waar veel mooie woorden werden gesproken. Op 21 oktober werden de vluchtelingen afgehaald door veldwachters die hen zouden begeleiden naar hun huisvestingsplaatsen in de provincie Groningen. Diezelfde dag nog werden alle zalen geheel ontsmet door de gemeentelijke ontsmettingsdienst.

●● Kamp Rijwielenfabriek Fongers aan de Hereweg
In een reeds aanwezige, pas gebouwde nieuwe loods van 54 x 24 m. werden 5 afdelingen afgetimmerd met aan weerszijden een 2 meter brede strook waarin vers stro werd gelegd voor in totaal 600 personen. Bij de indeling werd onderscheid gemaakt tussen nette en minder nette mensen, tussen beschaafde en zeer ruwe elementen. Tussen de fabrieksgebouwen werden privaten gebouwd en waterleidingen en spoelbakken aangebracht en wasketels geplaatst. Ook in de Fongers Rijwielschool werden slaapplaatsen ingericht. Aan de overzijde van de weg, bij de aan de firma Fongers toebehorende Groninger Automobielenzaak werden de automobielen uit de showroom verwijderd en werd een eetzaal ingericht voor 250 tot 300 personen. Tafels en stoelen werden beschikbaar gesteld door Timmerfabriek J. Timmer en Zn.

Belgen ontbijten in de Automobielzaak van Fongers in Groningen

Om 24.00 uur kwam de eerste groep vluchtelingen aan en deze groep werd verdeeld over de loods, de Fongers Rijwielschool en de nabij gelegen stallen van stalhouder Koning; in totaal was dit een groep van 750 personen. De volgende dag werd in drie groepen ontbeten in de Automobielenzaak. ’s Morgens werden de kinderen gevaccineerd en ’s middags werd in twee groepen in de Sociëteit van de Vereniging De Harmonie het middagmaal gebruikt.

●● Kamp Gymnastieklokaal Violenstraat
Hier werden 150 vluchtelingen naartoe gebracht om 24.00 uur en er was koffie met koek en boterhammen. De volgende ochtend werd er ontbeten en ’s middags, om 14.00 uur werd warm gegeten in de Sociëteit van de Vereniging De Harmonie. Na een korte wandeling door het Noorderplantsoen werd teruggekeerd naar de Violenstraat, waarna iedereen zijn gang kon gaan, als men maar weer om 19.00 binnen was. Na het avondeten gingen allen onder de dekens. De firma Tiktak leverde 5 pond gemalen koffie en de firma L. de Wit, meubelfabrikant in de Oosterstraat, leverde stoelen, tafels en stoven. Ook werd nog dezelfde dag een telegram met dankbetuiging gezonden aan onze Koningin. De volgende dag verliep ook in goede orde. Na het avondeten werden er door de Belgen nog dankwoorden gesproken en was er voor de dames van het Comité een bloemstuk. De daarop volgende dag werden de vluchtelingen over de provincie verdeeld.

●● Verslag Voedingscommissie
Het middagmaal werd gebruikt in de benedenzaal van de Vereniging de Harmonie waar maximaal 400 personen konden worden gehuisvest. Op 10, 11, 13 en 14 oktober 1914 werden dagelijks ruim 1.200 personen gevoed. Het eten bestond uit bruine bonensoep met een flink stuk vlees of snijbonen met aardappelen, spek en worst. Er werd gekookt in de Inrichting voor Spijsuitdeling (beter bekend als Het Soephuis). Voor kleine kinderen was er rijst of griesmeel. Op zondag werden allen door een gulle gastheer op een glas bier getrakteerd. Via de ingezetenen van Groningen waren tal van lekkernijen beschikbaar gesteld, die aan de vluchtelingen werden uitgedeeld.

●● Verslag Commissie voor Huisvesting
Toen bericht werd ontvangen dat Belgische vluchtelingen naar Groningen zouden komen werden er advertenties geplaatst om betaalde en onbetaalde logies te vinden. Er kwamen ruim 300 aanbiedingen binnen voor gratis logies en bijna 300 voor huisvesting tegen vergoeding. In de vluchtoorden werd onderzoek ingesteld wie in Groningen moesten blijven en wie in de provincie konden worden ondergebracht. Per kaartsysteem werd geregeld welke gastgezinnen voor vergoeding in aanmerking kwamen; deze vergoeding was per week voor een man 4 gulden; voor een vrouw 3,50 gulden en voor een kind van 10 t/m 14 jaar 2,80 gulden; voor een kind van 5 t/m 9 jaar 2,10 gulden en voor een kind jonger dan 5 jaar 1,00 gulden. Soms moest iets extra’s worden uitgekeerd, bijvoorbeeld in verband met versterkende middelen of ‘omdat de levensstandaard van de vluchtelingen iets boven het gemiddelde lag’.

Commissie Huisvesting Vluchtelingen Groningen

Vluchtelingen die later een eigen huishouding opzetten, konden het kostgeld zelf in ontvangst nemen. Toen de prijzen in de loop van de winter stegen, werden de vergoedingen aangepast. In totaal werd t/m mei 1915 een bedrag van 26.293,18 gulden uitgekeerd. In de praktijk bleek de logiesvergoeding te laag; een in mei 1915 geplaatste advertentie leverde slechts enkele nieuwe aanmeldingen op.
De Commissie voor Huisvesting belastte zich ook met het afgeven van bonnen voor het kledingmagazijn waar kleding en schoeisel werden verstrekt. Ook verstrekte zij de bonnen voor geneesmiddelen die in het Academisch Ziekenhuis konden worden afgehaald tegen kostende prijs. Er werd ook onderzoek verricht naar de mogelijkheid van werkverschaffing en er werd bemiddeld bij het vertrek naar Engeland, waar voor vaklui goed betaalde banen beschikbaar waren.

Sinterklaasfeest voor Belgische kinderen in het Harmoniegebouw in Groningen

Eind 1914 was er voor de nog aanwezige Belgische kinderen een Sint Nicolaasfeest; georganiseerd door de Engelse geïnterneerde militairen in de kazerne te Groningen en ook bezocht Sint Nicolaas alle Belgische gezinnen waarbij speelgoed en nuttige zaken werden uitgedeeld.
In februari 1915 werd, succesvol, een naaikamer ingericht met de steun van de Rockefeller Foundation War Relief Commission te Rotterdam. Veel van de nog aanwezige Belgen vonden werk; sommige vertrokken naar de van regeringswege ingestelde vluchtoorden, anderen bleven te Groningen wonen met een regeringsondersteuning.

●● Verslag van de Groningse Vereniging Montefiori tot steun van Joodse uitgewekenen
Onder de Belgische vluchtelingen bevond zich ook een groep in België woonachtige joden. Het merendeel van hen had de Duitse, Russische of Oostenrijkse nationaliteit. Daarom werden zij bij het uitbreken van de oorlog door de Belgen als ongewenste vreemdeling het land uitgezet. In Nederland vonden de behoeftige joden onder hen een eerste onderdak bij de liefdadige Vereniging Montefiori in Rotterdam. Toen de grote groepen Belgen arriveerden op 9 oktober 1914 in Groningen werden 37 Russische Joden als aparte groep door de Groningse afdeling van Vereniging Montefiori in Groningen opgevangen. Zij werden ondergebracht in Hotel Wijnberg in de Folkingestraat en in het gebouw van de joodse Vereniging Ets Chaim tegenover dit hotel. Op 19 november kwamen hier nog 30 personen bij terwijl men ook nog de zorg op zich nam voor 30 mensen die gehuisvest waren in Veenhuizen. Het kostte de Vereniging veel moeite deze groep te onderhouden daar ‘de economische toestand van de Joodse gemeente te Groningen alles behalve rooskleurig was’.
Een aantal van deze groep vluchtelingen vertrok uiteindelijk naar hun land van herkomst, vaak Duitsland of Oostenrijk; enkelen vertrokken naar Amerika. Een groep van 21 van hen wilde echter in Nederland de oorlog afwachten en de Vereniging Montefiori huisvestte hen in een tehuis aan het Schuitendiep. Joodse vluchtelingen konden hier moeilijk werk vinden en vertrokken door bemiddeling van de Vereniging Montefiori voor het merendeel naar Engeland en Amerika. Op 1 november 1915 waren er nog vijf joodse uitgewekenen in Groningen onder wie een blinde man. Zij werden ondergebracht in een gehuurde bovenwoning aan de Schoolholm vlakbij de joodse buurt (rondom de Folkingestraat) van Groningen.
Zowel het beleid van de rijksoverheid als van de provinciale autoriteiten was dat de joodse vluchtelingen verzorgd moesten worden door de joodse gemeenschappen in Nederland. Pas in januari 1916 droeg de Nederlandse overheid ook bij, maar toen was het aantal joodse vluchtelingen sterk geslonken. Het tekort van ongeveer 950 gulden, dat bij de Vereniging Montefiori was ontstaan, werd uiteindelijk door het Provinciale Comité aangezuiverd.

●● Verslag Kleding Comité der stad Groningen
Door dit Comité werd geld, kleding en schoeisel ingezameld. Alle kleding werd gedesinfecteerd in het Academisch Ziekenhuis en gesorteerd in de bovenkleedkamer van Vereniging De Harmonie. Later werd Huize Plantyn in de Oude Kijk in ’t Jatstraat 5 gehuurd. Vandaar uit werd de kleding gedistribueerd, o.a. naar Kamp Oldebroek, Scheveningen en Veenhuizen.
Toen de vluchtelingen op 9 oktober in Groningen arriveerden werd elke dag naar behoefte kleding en schoenen gezonden naar de vluchtoorden in de stad Groningen. Er werden 1.500 dekens aangekocht alsmede ledikanten en beddengoed die o.a. aan de gastgezinnen werden uitgegeven. Ook werden in totaal 100 kisten kleding ontvangen via de Rockefeller Foundation. De inhoud hiervan werd aan de Belgen uitgedeeld die hiervoor in de rij stonden. In februari 1915 werd een lokaal in huize Plantyn ontruimd voor de inrichting van de Naai- en Brei-inrichting. Na 15 april verhuisde men naar de Pelsterstraat waar nog eenmaal per week zitting werd gehouden.

●● Verslag Centraal Kleding Comité der provincie Groningen
In december 1914 ontving men 120 kisten en vaten met kleding en schoeisel bestemd voor de vluchtelingen in de provincie. Men was gehuisvest in het oude leegstaande postkantoor. Meestal kwamen de aanvragen schriftelijk, soms verscheen de veldwachter met een aantal Belgen, een andere keer kwamen er dames van het Gemeentelijk Comité om de kleding uit te zoeken.
De behoeften konden niet altijd worden gedekt; er waren teveel mantels en er was te weinig ondergoed. In de tekorten werd voorzien door het Nederland Comité en door een tweetal wagonladingen, afkomstig van de Rockerfeller Foundation. Per 1 april 1915 verhuisde het Comité naar een leegstaande school; vanaf juni 1915 kwamen er weinig aanvragen meer binnen.

●● Verslag Naai- en Breiklassen te Groningen
Met hulp van de Rockefeller Foundation, die twee handnaaimachines en drie trapnaaimachines leverde, werd op 22 februari 1915 begonnen met de naai- en breiklassen waar 35 Belgische werksters werk vonden. Zij werkten halve dagen voor 0,50 gulden per week; sommigen werkten hele dagen voor 1 gulden per week. Men werkte van 9.00-12.00 uur en van 2.00-5.00 uur. ‘s Morgens werd door de dames van het Comité koffie geschonken en ’s middags thee. De productie werd aan de werksters zelf uitgedeeld; een klein deel ging naar het kledingmagazijn in Groningen en de rest, meest mannengoed, werd naar Amsterdam en Rotterdam verzonden. Ook produceerden enige werksters borduurwerk.

●● Bron
Verslag Belgische vluchtelingen in Groningen 1914 — Verslag van de werkzaamheden van het Provinciaal Comité tot steun van de Belgische en andere vluchtelingen.