●● Dit artikel gaat over Groningse wielrijders en fietsenfabrikant Fongers. Het rijwiel verscheen voor het eerst in Groningen in 1869. Dat was toen echt een grote nieuwigheid! Men had er al wel eens van gehoord, maar beschouwde die dingen als modern speeltuig.

Tot 1900 was fietsen vooral een tijdverdrijf voor rijke Groningers; fietsen waren in die tijd een dure liefhebberij. Maar in 1886 was er kennelijk al behoefte aan gezamenlijk sportief fietsen en werd in Groningen de Eerste Groninger Wielerclub – E.G.W.C. de Mug opgericht.

Naast deze club waren er nog vier clubs in Groningen:
– Groningen Velocipèdeclub – G.V.C. de Adelaar,
– Groninger Studenten Wielervereniging – G.S.W. de Douwtrapper,
– Groninger Wielrijdersclub – G.W.C. de Postduif
– Groninger Wielrijdersclub – G.W.C. Velocitas.

In Veendam was al eerder ‘de Pijl’ opgericht maar Deventer spande de kroon. Daar had een groepje HBS’ers en gymnasiasten al sinds 1871 hun club ‘Immer Weiter’.

De velocipède (ook vaak ‘hoge bi’ genoemd) was de hoge fiets met het kleine achterwiel en het grote voorwiel dat moeizaam door trappers werd voortbewogen en waarbij gevaarlijke valpartijen niet denkbeeldig waren. De fiets met kettingaandrijving werd pas rond 1885 uitgevonden dus gebruikten de Groningse peddelaars de ‘hoge bi’ voor hun sportieve bezigheden. Maar om een ervaren wielrijder te worden, moest men eerst op de club oefenen waartoe een eigen ‘hoge bi’ met toen nog houten banden moest worden aangeschaft.

Als de club op stap ging blies de commandant op zijn hoorn en liet het ‘Voort in ’t zadel kameraden,’ horen. Zodra ze een dorp binnenreden blies de voorop rijdende commandant opnieuw op zijn hoorn om hun komst aan te kondigen. De sportieve velocipédisten zagen dan hoe de inwoners uit hun huizen kwamen om vol bewondering de wielrijders gade te slaan.

Maar soms was de ontvangst bijna vijandig te noemen, reden waarom leden van ‘de Pijl’ het naburige Muntendam meden. Daar werden ze bespot en werden ze soms van hun hoge fiets getrokken. En net als bij de latere komst van de auto zagen burgemeesters van dorpen en steden dit nieuwe verkeersmiddel met grote argwaan aan; men vreesde ongelukken door schrikkende paarden. Daarom stonden op diverse plaatsen borden met waarschuwingen als: ‘De vélocipédist zij gewaarschuwd, dat wanneer een paard en wagen nadert, hij van zijn voertuig stappe, opdat het paard niet schrikke.’

De toen opgerichte ANWB, de Algemeene Nederlandsche Wielrijdersbond, stond de pedaleurs met raad en daad terzijde: ‘Kleine heuvels mogen met grote snelheid opgereden worden, daar dan de beginsnelheid onder aan den heuvel den rijder zonder veel moeite op den top zal brengen.’ Voor het beklimmen van hoge bruggen gold hetzelfde.

De leden van ‘de Mug’ en andere verenigingen trapten de pedalen rond in een tijd dat er nog volop smeden, wagen- en koetsenmakers bezig waren met de productie van zelf ontworpen rijwielen. Eén van hen was de Warffumer smidsknecht Albert Fongers. In 1871 begon hij een smederij aan het Nieuwe Kerkhof in Groningen. In 1883 kocht hij een fiets voor zijn zoontje Ties. Albert Fongers bekeek de fiets en besloot zelf fietsen te gaan bouwen in zijn smederij.

Die fietsen trok zoveel bekijks dat de bestellingen bij vader Albert binnenstroomden. Eerst produceerde hij fietsen met het hoge voorwiel maar later reed zijn dochter Mechgelina op een door Fongers gemaakte fiets met twee gelijke kleinere wielen. Het werd zo’n succes dat hij het werk nauwelijks aankon ook al doordat in 1890 de massieve fietsband was uitgevonden waardoor het fietsen toch comfortabeler was dan met de houten banden die daarvoor werden gebruikt.

Na verloop van tijd moest er dan ook een echte fietsenfabriek komen. De bekende, steenrijke ondernemer Jan Evert Scholten had er vertrouwen in en werd mede-eigenaar. Aan de Hereweg in Groningen kwam in 1896 een grote rijwielfabriek met een fietsrijschool met de naam ‘De Groninger Rijwielfabriek A. Fongers’. Het hoofdgebouw is ontworpen in de Neorenaissancestijl en is karakteristiek voor de periode waarin het is gebouwd.

Vooral de fietsrijschool werd populair. Er werd door jong en oud gebruik van gemaakt en ook dames meldden zich bij de oefenmeester. Rond 1890 kwam een nieuwe vorm van fietsen op, het zaalrijden – een soort schoonrijden met de fiets. Hierbij ging het om de mooiste patronen die een groep fietsers met elkaar kon vormen.

In Groningen gebeurde dit in de grote zaal van de Harmonie en later in de wielrijschool van Fongers. In 1892 vond in Groningen zelfs het Nederlands kampioenschap zaalrijden plaats. Deze tak van sport was slechts een korte periode populair, want vanaf 1900 werden er geen kampioenschappen meer gereden.

Al spoedig waren de Fongers rijwielen zeer gewaardeerd om hun kwaliteit en niet alleen door burgers; ook het Nederlandse leger gebruikte Fongers rijwielen. In Nederlands-Indië maakten burgers en militairen de Fongers fietsen populair. De fabriek groeide gestaag: in 1930 werkten er al zo’n 250 man.

Rijwielfabriek Fongers ging mee met de tijd: in 1912 kocht het de uitspanning Waterloo op de hoek Hereweg en Waterloolaan, schuin tegenover de fabriek gelegen. Het pand werd afgebroken en men bouwde op de vrijgekomen plek een moderne autogarage met een showroom waar auto’s werden verkocht: De Groninger Automobielenzaak.

Vanaf begin 1920 werden er ook motoren verkocht van het merk ARDIE: ‘de betrouwbaarste 2-takt motor uitstekend geschikt voor duo-rijden met 2-versnellingen en kickstarter’. Speciale prijs voor dit racemonster was 675 gulden. Wat trouwens vreselijk veel geld was in die tijd: een arbeider verdiende toen zo’n 10 gulden per week!

●● Kamp Rijwielenfabriek Fongers 1914
Tijdens de Eerste Wereldoorlog deed Fongers in oktober 1914 dienst als tijdelijk opvangkamp voor 600 Belgische burgers die waren gevlucht voor het oorlogsgeweld van het Duitse leger dat door België trok op weg naar Frankrijk. Ze werden ondergebracht in een nieuw gebouwde loods op het fabrieksterrein. In de Groninger Automobielenzaak aan de overzijde van de Hereweg werd er voor hen een eetzaal ingericht.

Binnen een week waren deze vluchtelingen elders in Groningen ondergebracht waarop hun plaats werd ingenomen door 380 Engelse militairen die ook vanuit België naar Nederland waren ontvlucht en hier eveneens kort verbleven wachtend op hun definitieve onderkomen in het Engelse Kamp waar nog eens ruim 1100 Engelse geïnterneerden van dezelfde Royal Navel Brigade waren gehuisvest. 

In de jaren voor 1940 boekte Fongers uitstekende resultaten. Maar na de Tweede Wereldoorlog bleef men te lang vasthouden aan oude productiemethoden waardoor de prijzen van hun fietsen niet concurrerend waren met die van nieuwe merken die op de markt kwamen.

Fongers ging op in een fusie met de Leeuwarder fabrikant ‘Phoenix’ en het Meppelder bedrijf ‘Germaan’: de PFG (Phoenix/Fongers/Germaan). Ook deze combinatie zou het niet redden; in 1969 werd de productie gestaakt. De merknamen Phoenix, Fongers en Germaan werden overgenomen door Batavus in Heerenveen die hiermee nog jarenlang fietsen produceerde.

De bij de fabriek behorende Fietsrijwielschool heeft tot 1940 dienstgedaan. In 1933 werd hier een internationale kunsttentoonstelling ingericht bij gelegenheid van het 15-jarig bestaan van Groningse kunstkring De Ploeg.

In 1985 is het fabriekscomplex voor het grootste deel afgebroken, alleen de monumentale voorgevel bleef bestaan en werd gerestaureerd en is thans de façade van een modern kantoorgebouw. Achter dit gebouw, op het voormalige fabrieksterrein, werd de Fongersstede gebouwd – een woonbuurt met ca. 200 woningen.

In de provincie Groningen waren overigens nog meer rijwielfabrieken. Daartoe behoorden o.a. Veeno (Bedum) en Gruno (Winschoten).

Het merk Fongers blijkt trouwens nog steeds populair onder liefhebbers en verzamelaars. Op Marktplaats worden nog steeds onderdelen en complete Fongers fietsen aangeboden. Het merk blijkt zelfs in Indonesië nog zeer gewild als verzamel- en vintage-object.

●● Waar komt het woord fiets vandaar?
Voor het eerst genoemd in 1886. Oorsprong onbekend ondanks diverse pogingen tot verklaring. Het woord is omstreeks 1870 in Apeldoorn en Leeuwarden gesignaleerd. Mogelijk is het ontstaan uit het oude dialectwoord ‘vietsen’ [zich vlug verplaatsen]. Een verbastering van het franse vélocipède ligt minder voor de hand, omdat de vele verbasteringen hiervan zoals vielesepee, pas zijn aangetroffen nadat ‘fiets’ werd gebruikt. Het is in geen geval afgeleid van de Apeldoornse fietsenhandelaar E.C. Viets (1847-1921) zoals vaak is gesuggereerd: onder kostschooljongens in de buurt werd ‘fiets’ al gebruikt voordat Viets zijn handel begon. (Bron: Van Dale – Groot etymologisch woordenboek)

●● Bronnen
– W.J. Brusse – De Groninger Rijwielfabriek A. Fongers
– J.M. Fuchs en W.J. Simons – Honderd jaar fietsen in Nederland
– Menno Wielinga – Het Engelse Kamp Groningen 1914-1918

●● Aanbevolen: wie alles wil weten van de fiets en fietsgebruik in Groningen kan de uitgebreide en zeer interessante scriptie van Björn Quanjer raadplegen:
De fiets in Groningen — Een studie naar het fietsgebruik, de beeldvorming en de politieke besluitvorming rondom de fiets in Groningen 1885-1935.