●● Vanaf maart 1943 werd de NSB-er P.F. Tammens burgemeester van Groningen. Hij gaf op eigen initiatief tijdens de Tweede Wereldoorlog opdracht de Joodse straatnaamborden door Nederlandse naamborden te vervangen.

Naamveranderingen initiatief van NSB burgermeester

Op 4 maart 1943 werd in de raadszaal in het stadhuis van Groningen een groot portret van NSB-leider Mussert opgehangen om de installatie van de NSB-burgemeester P.F. Tammens de nodige luister bij te zetten. Buiten wapperde die dag de NSB-vlag op het Groningse stadhuis.

Foto van de inauguratie van Tammens (staand links naast de man met de bril) op 4 maart 1943. Op de achtergrond is het portret van Anton Mussert te zien. De man met de twee sterretjes is Conring, de Duitse commandant van de bezettingstroepen in Groningen.
Foto van de inauguratie van Tammens (staand links naast de man met de bril) op 4 maart 1943. Op de achtergrond is het portret van Anton Mussert te zien. De man met de twee sterretjes is Conring, de commandant van de Duitse bezettingstroepen in Groningen.

Tammens was een Groninger boer met bestuurlijke kwaliteiten, die als lid van de NSB tot burgemeester van Groningen was benoemd. Hij was de opvolger van de op 2 september 1942 ontslagen burgemeester Cort van der Linden. Er was voor hem geen ambtswoning beschikbaar en daarom vorderde hij prompt de woning van zijn inmiddels ondergedoken voorganger, een villa aan het Zuiderpark. Tijdens zijn berechting na de oorlog verklaarde hij dat hij het ambt van burgemeester van Groningen zelf eigenlijk niet ambieerde maar het had aanvaard op sterk aandringen van Anton Mussert, de leider van de NSB.

Jodenvervolging in Groningen

In de periode juli 1942 t/m april 1943 zijn 2.550 Joodse Groningers gedeporteerd naar Kamp Westerbork en vandaar naar de vernietigingskampen. Vanaf april 1943 woonden er nauwelijks meer Joden in Groningen. Het laatste transport vond plaats op 8 december 1943 en vormde de afsluiting van een lange reeks grote en kleinere deportaties. Van alle gedeporteerde Groningse Joden overleefden slechts 10 de kampen. Rond de 120 tot 200 joden (o.a. uit de onderduik) keerden uiteindelijk terug naar Groningen.

Na de benoeming van Tammens op 4 maart 1943 burgemeester, waren nagenoeg alle Groningse Joden dus al gedeporteerd. Maar één van de eerste zaken die hij ging regelen was dat de volgende straten: Davidstraat, Jodenkamp, S.S. Rosensteinlaan, Hamburgerstraat, Oppenheimstraat, Jozef Israëlsstraat en Jozef Israëlsplein van hun Joodse namen moesten worden ontdaan. Een antisemitische daad die kennelijk enkel tot doel had een goede indruk op de Duitse bezetters te maken.

Bestaande straatnamen verklaard

– Davidstraat
Deze straat ontleent haar naam aan herberg De David, die zich in de 17e eeuw op de zuidelijke hoek Davidstraat / Hereweg bevond. Deze was één van de herbergen die buiten de stadspoort gelegen was.

– Jodenkamp
Deze naam Jodenkamp verwijst naar de oudste Joodse begraafplaats in Groningen gelegen op de stadswal van de voormalige Ebbingedwinger. Deze naam was officieel in gebruik. De eerste Joodse begrafenis daar vond plaats in 1747. De naam Jodenkamp bleef bestaan voor het straatje tussen Bloemsingel en Gedempte Boterdiep. De nog aanwezige stoffelijke resten op de Jodenkamp zijn in 1954 onder rabbinaal toezicht overgebracht naar de Noorderbegraafplaats toen de oudste Joodse begraafplaats in Groningen moest wijken voor uitbreiding van het Scheikundig Laboratorium van de Universiteit aan de Bloemsingel. De naam Jodenkamp is na de bouw van de huidige stadsvilla’s aldaar gewijzigd in Botermolendrift.

– S.S. Rosenstein (1832 – 1906)
In 1866 krijgt Samuel Siegmund Rosenstein de benoeming tot hoogleraar aan de Rijksuniversiteit Groningen en is daarmee de tweede Joodse hoogleraar in Nederland. Rosenstein vond het toenmalige Academisch ziekenhuis aan de Munnekeholm klein, ondoelmatig en smerig. Hij is de mede grondlegger van het nieuwe Academisch Ziekenhuis dat gebouwd is op de plaats van het huidige UMCG aan de Oostersingel. Rosenstein was rector magnificus in de tijd dat Aletta Jacobs (in 1871) voor haar eerste (proef)jaar studeerde aan de universiteit in Groningen.

– Oppenheim (1849 – 1924)
Jacques Oppenheim was een Nederlands rechtsgeleerde en een vooraanstaand lid van de Joodse gemeenschap. Van 1873 tot 1875 was Oppenheim gemeentesecretaris van Groningen. Hij schreef het standaardwerk Het Nederlandsch gemeenterecht. Tussen 1907 en 1924 was hij lid van de Raad van State waarbij hij zich o.a. bezig hield met wetsvoorstellen op het gebied van de evenredige vertegenwoordiging en de algehele herziening van de Gemeentewet.

– Hamburger (1859 – 1924)
Hartog Jacob Hamburger studeerde scheikunde aan de Universiteit van Utrecht en promoveerde aldaar. In 1901 krijgt Hamburger een benoeming tot hoogleraar in de fysiologie en histologie aan de universiteit in Groningen. Hij realiseerde in 1911 een nieuw fysiologisch laboratorium . Gedurende het collegejaar 1913-1914 vervulde hij de functie van rector magnificus.

– Jozef Israëls (1824-1911)
De schilder Jozef Israëls vestigde zich in 1871 na opleidingen in Groningen, Amsterdam en Parijs in Den Haag. Hij schilderde voorstellingen van eenvoudige mensen, vooral uit het vissersleven van Zandvoort en Katwijk, die tot zijn grote roem zouden leiden. Eén van zijn eerste schilderijen was van een visser met twee kleine kinderen ‘Langs moeders graf’ uit 1856. Een afbeelding hiervan in brons staat op het Hereplein in Groningen.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog vorderden de Duitsers dit bronzen beeld. Gemeentewerkers verstopten het beeld in een loods. Na de oorlog is het beeld beschadigd teruggevonden en na herstelwerkzaamheden herplaatst op het Hereplein. Tot 1885 leidde hij zijn zoon Isaac Israëls op, die geboren was in 1865. Deze werd, net als Breitner, één van de bekendste Amsterdamse impressionisten.

Nieuwe namen moeizaam te vinden

Tammens liet zich adviseren door het Groningse gemeentearchief en door de redactie van het blad Saxo-Frisia. Dat was een tijdschrift met een ideologisch doel: het versterken van de Groot-Germaanse (Dietsche) gedachte. Het blad verscheen in de periode 1939 – 1944. In de brief van het gemeentearchief stonden ook enige suggesties. Over de daarin voorgestelde Leidse hoogleraar Bolland werd vermeld: ‘Hij is een van de eersten in Nederland die gewezen heeft op het negatieve en destructieve dat een Joodse geest eigen kan zijn. Dit heeft hem veel verguizing bezorgd.’ De beambte van het archief voegde hier aan toe dat Bolland geen Jodenhater was en het zelfs vermoedelijk niet op prijs zou stellen als de Jood Oppenheim van het straatnaambord zou worden verwijderd om plaats te maken voor een zorgvuldig in wit en blauw geëmailleerd prof. Bolland bord’.

Van de nationaalsocialistische redacteur Kapteyn van het blad Saxio-Frisia kreeg de NSB-burgemeester Tammens enkele suggesties voor de nieuwe straatnaamgeving. De redacteur noemde een paar oud-Groningers en schreef in de begeleidende brief: ‘Professor Brugmans komt in de lijst niet voor, daar zijn richting teveel afwijkt van de onze.’

In de kantlijn van die brief stond met potlood geschreven: ‘Misschien loont het de moeite eens na te gaan of ook in onze NSB-kring overleden kameraden voor benoeming in aanmerking komen. Hoogstwaarschijnlijk zullen dit geen Groningers zijn’.

Naamsveranderingen

Op 2 september 1943 vaardigde Tammens zijn besluit uit. Jodenkamp werd Verlengde Brouwersstraat, S.S. Rosensteinlaan heette Rengerslaan (deze naam is een raadsel), Oppenheimstraat kreeg de naam Bollandstraat (naar de man die het negatieve en destructieve in een Joodse geest al zo vroeg herkende), Hamburgerstraat werd Hendrik Westerstraat (genoemd naar een Groningse onderwijshervormer rond 1800). De Davidstraat heette voortaan Bartold Entensstraat. In het besluit werd over de laatste gezegd: ‘Dapper voor vrijheid en vaderland in de strijd tegen Spanje’.
De Jozef Israëlsstraat en Jozef Israëlsplein kregen als nieuwe namen: De Vries Lamstraat en De Vries Lamplein. Op het laatste moment is ook nog de naam Wilhelminakade veranderd in Plantsoenkade.

Na de bevrijding

Zes maanden na de bevrijding zijn op 9 oktober 1945 de straatnaamveranderingen weer ongedaan gemaakt. De toen opnieuw aangetreden burgemeester Cort van der Linden liet weten dat de door de NSB ingevoerde namen vervallen waren, te rekenen vanaf het tijdstip van de bevrijding. De naam van duikbootcommandant Otto Weddigen verdween en het terrein kreeg weer de oude naam Engelse Kamp. De namen Rengers en Bartold Entens verdwenen helemaal.

Hoogkerk (tegenwoordig gemeente Groningen) heeft een De Vries Lamstraat gekregen. Dirk De Vries Lam was de directeur van de kunstacademie in Groningen. Studenten van hem waren o.a. Jan Altink, Johan Dijkstra, Jan Wiegers en Jan van der Zee. Zij zijn de later zeer bekend geworden leden van de Groninger kunstkring De Ploeg.

Veroordeling Tammens na de oorlog

Tammens is op 15 april 1945 gearresteerd in Groningen en overgebracht naar de strafgevangenis in Scheveningen. In juli 1949 is hij in Groningen berecht door het Tribunaal voor de Bijzondere Rechtspleging. De aanklacht bevatte 33 onderdelen zoals het hijsen van de Duitse vlag op alle gemeentegebouwen na de geslaagde bevrijdingsactie van Mussolini door het Duitse leger en het aanwijzen van vier politieagenten voor tewerkstelling in Duitsland.

Hem is ernstig kwalijk genomen dat hij een lijst had laten opstellen met de namen van anti-Duitsgezinde Groningers die in voorkomende gevallen als gijzelaar konden dienen. Vijf inwoners op deze lijst zijn later door de Duitsers gefusilleerd als represaillemaatregel voor een aanslag door het verzet. Meer dan vijftig personen uit die lijst zijn later eveneens gearresteerd.

Het is hem zeer genomen dat hij wist dat de gevreesde SD (Sicherheitsdienst), die zetelde in het beruchte Scholtenhuis aan de Grote Markt, deze lijst in handen zou krijgen. Tammens kreeg zeven jaar gevangenisstraf met aftrek van voorarrest. De overige straffen waren een boete van 10.000 gulden en ontzetting uit het kiesrecht voor de duur van tien jaar na afloop van zijn straftijd. Wegens goed gedrag kwam hij vrij op 15 april 1951 – precies zes jaar na zijn arrestatie. Hij overleed in 1986.

Bronnen

  • Maarten Duivendak en Bart de Vries – Stad van het Noorden.
  • Nieuwsblad van het Noorden – 26 juli 1973 – Rubriek Deze Stad.
  • Nieuwsblad van het Noorden – 8 juli 1940.
  • Wikipedia voor gegevens over: S.S. Rosenstein – Hamburger – Oppenheim – Jozef Israël.
  • Menno Wielinga – Het Engelse Kamp.
  • E. Schut – De Joodse Gemeenschap in de stad Groningen.