●H1 – ‘De gruwelijkste tocht die ooit is gereden.’

De winter van 1962/1963 was één van de strengste winters van de vorige eeuw. Er was daardoor voldoende ijs om op vrijdag 18 januari 1963 de 12de Elfstedentocht te laten rijden. Die tocht werd door de Leeuwarder Courant de dag na de rit gekwalificeerd als ‘de gruwelijkste tocht die ooit is gereden’.

-Route Elfstedentocht 1963

Persoonlijke betrokken bij Elfstedentocht

Bij die ‘barre Elfstedentocht van 1963’ voelde ik me persoonlijk betrokken. Ik zat op de middelbare school jarenlang naast Cor Uitham. Hij was een neef van Jan Uitham en diens broer Max Uitham. Dat waren twee ijzersterke Groningse kerels (jawel: echte kerels!) die in het Noorden bekend stonden als formidabele rijders van lange tochten en marathonritten. Zij werden getipt als kanshebbers voor de eindzege.

●● Terzijde Jan Uitham debuteerde als 17-jarige in de Elfstedentocht van 1942 en zou de Elfstedentocht in totaal zesmaal rijden. Daarnaast won hij op 26 januari 1963, acht dagen na de barre Elfstedentocht, de klassieker De Noorderrondritten en ook Max Uitham leverde toen met de zesde plaats een uitstekende prestatie. ●●

Twee banken achter mij zat Sander Ottema. Hij was familie van Henk Ottema uit Tolbert die als 19-jarige zonder noemenswaardige schaatservaring in de kopgroep meereed. Henk Ottema was trouwens wel een verwoed wielrenner.

En in de bank achter mij zat Jan Koopman, ook al zo’n geblokte, ijzersterke brede boerenzoon, die als jeugdtalent lid was van de Noordelijke Jeugd Schaatsploeg en die ook al zo geweldig hard kon schaatsen die over niets anders sprak dan over Elfstedentocht waaraan hij later ongetwijfeld nog wel eens heeft meegedaan.

In de school in Groningen was bekend dat familieleden van deze mannen in klas B5B zaten. Onze conciërge, meneer Sa, luisterde in zijn loge naar de radio. Hij kwam een paar keer de les onderbreken om te vertellen hoe de stand van zaken was bij Ottema en de beide Uithams. Ook de leraren bleken het leuk te vinden dat te weten.

Elfstedentocht 1963 zakt weg in het verleden

Onlangs sprak ik met kennissen over de Elfstedentocht van 1963. Het bleek dat iets wat zich ruim 60 jaar geleden afspeelde toch wel erg ver was weggezakt in het geheugen. Dat was voor mij de reden om te zoeken naar informatie over deze tocht. Vooral krantenberichten uit die tijd leverden, zelfs vele jaren na de tocht, vaak genoeg aanvullende en onbekende informatie op. Het zoeken, lezen en schrijven werd voor mij dan ook een herbeleving van deze barre tocht.

Winter van 1962/1963 was buitengewoon streng

De winter van 1962/1963 was een buitengewoon strenge winter waardoor er drie maanden lang (december t/m februari) ijs op de vijvers lag. En bij zware oostenwind werd het ontzettend koud op dat ijs. Die ijsperiode duurde zo vreselijk lang dat er uiteindelijk niemand meer op het ijs te vinden was. Iedereen was uitgeschaatst.

In die tijd werd de kachel nog gestookt met steenkool. De wintervoorraad kolen raakte in vele huisgezinnen op. Werkgevers kwamen zelfs over de brug met een kolentoeslag wat toentertijd zeer op prijs werd gesteld. Hoe streng de winter was toont het YouTube filmpje: De winter van ’63: toen het nog echt vroor

H2 – Wanneer komt de Elfstedentocht?

Op 14 januari 1963 is er nog veel twijfel over het al dan niet doorgaan van de Elfstedentocht. De winter van 1962/1963 is een van de koudste sinds jaren. Er lag weliswaar ijs genoeg op de vaarten maar daarin zaten veel scheuren, er lag veel sneeuw en de baan was overdekt met ‘kwalsters’ [vastgevroren dooisneeuw]. Dat betekent op voorhand al ‘dat de tocht een bitter gevecht zal worden op slecht ijs’.

De Friese Koerier van 14 januari 1963:
●‘De tocht zal zeer zwaar worden’ voorspelt de krant en beschrijft dat als volgt: Leeuwarden – Sloten: Redelijk berijdbaar
Bolsward – Harlingen: IJs zeer slecht
Harlingen – Bartlehiem: Zeer slecht ijs
Bartlehiem – Dokkum: Moeilijk berijdbaar
Dokkum – Groote Wielen (over de Murk): Moeilijk berijdbaar

Een dag later meldt Het Parool:
● De Tocht zal wel uitermate zwaar worden. Wie deze Elfstedentocht wil uitrijden, mag wel uitermate goed nagaan hoe het met de conditie gesteld is.

De Leeuwarder Courant in de dagen voorafgaand aan de rit:
● De Elfstedentocht 1963 zal, ook al zullen weer en temperatuur ideaal zijn, een 200 kilometer lange uitdaging worden aan het uithoudingsvermogen en de wilskracht van hen, die zich aan dit massale, maar tegelijk meest éénzame avontuur gaan wagen.

● Aan de start van deze tocht zal men alleen de zeer moedigen en zeer overmoedigen tegenkomen. Tussen start en finish zullen velen, zeer velen verdwijnen — hopelijk zonder ongelukken.

● Dit wordt niet een gewone Elfstedentocht, maar een crosscountry op schaatsen met onderweg de meest geraffineerde en gevarieerde hindernissen en duivelse plagerijen, die men op het ijs voor schaatsers kan bedenken.

● De kwestie is niet, dat er hier en daar wel eens een bar slecht stuk in het traject zit maar dat er hier en daar nog wel eens een goed stuk zit in een slecht tot bar slecht traject.

● Aan de berijdbaarheid is echter nog zeer veel te verbeteren, wanneer men met man en macht dit martelijs grootscheeps te lijf gaat. Gisteren was dit nog niet het geval. Men nam een afwachtende houding aan: ‘Zal het doorgaan of niet?

Het Vrije Volk van 15 januari 1963:
● ‘De eventuele Elfstedentocht 1963 zal alleen door krachtpatsers, door rijders die het lichaam hebben getraind op bizarre omstandigheden, kunnen worden volbracht. Daar zijn alle Friezen en andere insiders het over eens’.

Het Parool van 16 januari 1963:
●‘Nog altijd is geen definitieve beslissing gevallen over de Elfstedentocht 1963. Het ijs op de route van de Elfstedentocht is voldoende betrouwbaar gebleken, hoewel op diverse plaatsen ‘gekluund’ zal moeten worden’, verklaarde de heer J.L. Hoogland, voorzitter van de ‘Vereniging de Friesche Elf Steden’. Vanwege de te verwachten sneeuwval kon nog geen definitief besluit worden genomen. Het Bestuur zal op 17 januari opnieuw bijeen komen.

Dringend beroep op de Friese bevolking

Al op 9 januari 1963 deed de voorzitter van de Elfstedenvereniging, J.L.Hoogland, op de televisie al een oproep aan de bevolking om mee te helpen met het sneeuwvrij maken van de Elfstedenroute. Hij liet daarbij weten dat de Elfstedentocht alleen door kon gaan als er door de bevolking massaal geholpen werd.

Dagblad De Friese koerier meldt op 17 januari 1963: ‘Voorzitter Hoogland deed zowel op woensdagmiddag als op de woensdagavond gehouden persconferentie een dringend beroep op de Friese bevolking om te trachten het traject zo berijdbaar mogelijk te maken. Dit betekent dus in de eerste plaats sneeuwvrij maken en in de tweede plaats te trachten de kwalsters en andere ‘ongerechtigheden’ te verwijderen.

De officiële Route-inspecteur ir. Volbeda liet toen weten dat het traject zeer moeilijk berijdbaar was: “Het allerberoerdste ijs ligt tussen Bolsward en Harlingen. In Hindeloopen moet gekluund worden en in Witmarsum zullen de deelnemers over een afstand van circa 200 meter over land moeten klunen vanwege het slechte ijs.”

●●●● De Elfstedentocht gaat door!!!

Het Algemeen Dagblad van donderdag 17 januari 1963 meldt als eerste uit Leeuwarden: ‘Toen de bestuursleden van de Vereniging de Friese Elf Steden gistermorgen om elf uur hun hoofdkwartier in Hotel De Groene Weide betraden, keken zij met de superieure glimlach van mannen die het weten. De beslissing, zo kon men begrijpen was al gevallen. Even later bevestigde voorzitter J.L. Hoogland dit: ‘Morgen 18 januari is het zover: De Elfstedentocht gaat door!’

Schaatsplezier voor velen, symbool van een strenge winter! Niets lijkt dit evenement meer in de weg te staan. De ruim 200 kilometer lange Elfstedentocht 1963 lijkt op een rotsvaste basis te zetelen: het vriest minstens tien graden in Friesland en de kans op neerslag is gering.

Maar er moet onderweg nog heel wat sneeuw worden geruimd. Men neemt aan dit op de dag voor de tocht nog kan plaatsvinden. Overigens is het nu al zeker dat het slechte ijs tussen Bolsward en Harlingen de grootste handicap zal betekenen voor toer- en wedstrijdrijders. Voorts zullen alle deelnemers in Witmarsum ongeveer tweehonderd meter moeten lopen. Het ijs is daar namelijk zeer zwak.

● Inschrijving toertochtrijders in het Beursgebouw

Er verschijnt een mededeling in de kranten:
“De inschrijving voor de toertochtrijders is hedenochtend 18 januari 1963 vanaf acht uur opengesteld voor iedereen, die tenminste achttien jaar is.
Deelnemers dienen zich persoonlijk te melden. Ze mogen ook een gemachtigde sturen. Er is zoals bekend geen limiet gesteld, noch voor het aantal deelnemers aan de wedstrijd noch voor het aantal toerrijders. Wedstrijd- en toerrijders kunnen zich tot kort voor de start, nog laten inschrijven. Deelnemers aan wedstrijd of tocht dienen tenminste 18 jaar oud te zijn.’’

Inschrijving wedstrijdrijders in De Groene Weide

“Wedstrijdrijders en degenen die lid zijn van de ‘Vereniging de Friesche Elfsteden’ moeten zich melden in Hotel De Groene Weide. De wedstrijdrijders zullen morgen om half zes in de ochtend van start gaan. Kort na het vertrek van de wedstrijdrijders zullen de tochtrijders worden losgelaten.”

Spoorwegen zetten extra treinen in

In verband met de Elfstedentocht hebben de Spoorwegen besloten op 18 januari een aantal treinen met bestemming Leeuwarden met extra rijtuigen uit te breiden. Dit betreft de treinen uit Groningen, Sneek en Zwolle. Vrijdagmorgen zal uit Sneek een extra trein naar Leeuwarden vertrekken, die daar om circa half zes zal arriveren.

●H3 – De dag voor de Elfstedentocht 1963

De deuren van het Beursgebouw zwaaien open

● Vanmorgen 17 januari 1963 om precies 8 uur zwaaiden de grote deuren van het Beursgebouw open en het ‘elfstedenleger’ van toerrijders nam er bezit van. Aanvankelijk waren er een kleine 100 inschrijvers maar het was nog geen half 9 toen het leger was vergroot tot enige duizenden schaatsliefhebbers. Ze stonden in de vrieskou te wachten om met groepjes van vijftig te worden binnengelaten.

● Binnen waren ongeveer 50 administrateurs druk in de weer om alles zo vlot mogelijk te laten verlopen. Het waren vrijwilligers gerekruteerd uit grote bedrijven in Leeuwarden, zoals de banken, het IWGL (het waterleidingbedrijf), PEB en Gemeentelijke diensten.

● Onder de drie eerste inschrijvers waren twee Friezen. Het waren S. Bruning uit Leeuwarden en J. de Boer uit Drachten. De derde was dienstplichtig sergeant J.Barkhuijsen, die gelegerd was in Ede. Hij was de eerste militair van de circa 1.000 militaire elfstedenrijders, die nog naar de Friese hoofdstad zouden komen.

Duizenden Toerrijders lieten zich inschrijven bij het Beursgebouw.

● Zes Amerikanen (onder wie twee dames) en veertien Zweden uit Stockholm waren van plan morgen deel te nemen aan de Elfstedentocht. De Zweden zouden aanvankelijk per vliegtuig naar Nederland komen maar zijn inmiddels per trein onderweg. Ook enkele Engelsen, Duitsers en Belgen hadden informatie ingewonnen omtrent de tocht.

● De Nederlandse Televisie Stichting [NTS] stuurde 60 mensen naar Leeuwarden. De eigenlijke filmploeg staat onder regie staat van Siebe van der Zee en bestaat uit 15 man. Daarbij komen nog 45 anderen, als chauffeurs, lampenisten etc.

● Een Duitse filmploeg van de Noord Duitse televisie uit Oldenburg had kamers besproken in een Leeuwarder hotel. Woensdagavond reserveerden ook drie Belgische TV-mensen een hotelkamer in Leeuwarden.

● Het grote Engelse dagblad Daily Mail had een speciale verslaggever naar Leeuwarden gestuurd. In de loop van donderdag werden ook verslaggevers en fotografen verwacht van o.a. Paris Match en Life.

● Bij de provinciale VVV in Leeuwarden waren tot dusverre 200 ‘gastadressen’ binnengekomen. Men denkt er zeker 4.000 nodig te hebben. Vandaag rijdt een geluidswagen door Leeuwarden om de inwoners op te wekken één of meer bedden beschikbaar te stellen voor deelnemers aan de Elfstedentocht.

● Alle hotelruimte in Leeuwarden was voor de komende twee nachten gereserveerd. Een hotelhouder leende om al zijn 80 gasten ‘onder de wol’ te kunnen brengen 75 wollen dekens van een zakenrelatie.

● Vicevoorzitter dr. Sicco Mansholt van de EEG, zal ditmaal niet deelnemen aan de tocht. Besprekingen omtrent Engelands toelating tot de EEG verhinderen de oud-minister van Landbouw naar Leeuwarden te komen. Commissaris van de Koningin in Friesland mr. H.P. Linthorst Homan ontving woensdagavond een telegrafische afschrijving van dr. Mansholt, waarin stond : ‘Ik moet ‘rijden’ met de Engelsen’. Mr. Linthorst Homan start vrijdag wel in de toertocht.

● Op 9 januari 1963 doet J.L. Hoogland, de voorzitter van de Elfstedenvereniging, op de televisie een oproep aan de bevolking om mee te helpen met het schuiven van de sneeuw op de Elfstedenroute. Hij meldt dat de Elfstedentocht alleen door kan gaan als er massaal meegeholpen wordt. Deze oproep vindt veel gehoor: volwassenen en schoolgaande kinderen doen hun uiterste best de baan sneeuwvrij te maken en te ontdoen van ongerechtigheden op het ijs.

De baan sneeuwvrij maken bij het dorpje Wier

● De Rijkspolitie in Friesland was druk bezig met het treffen van voorbereidselen voor de Elfstedentocht. Vast staat, dat in de buurt van de finish op de Groote Wielen een stopverbod zal gelden op de straatweg Leeuwarden-Groningen, die hier langs loopt. Op de trajecten van Workum naar Bolsward en van Dokkum naar Bartlehiem, op het laatste stuk van de tocht, zal éénrichtingsverkeer van kracht zijn.

Voorbereidingen tussen Berlikum en St. Anna-Parochie

● Verder zullen 15 telefoontafels en 600 meter afsluithek uit Den Haag naar Leeuwarden worden vervoerd. De telefoontafels, die op een andere frequentie uitzenden dan een normale mobilofoonverbinding van de Rijkspolitie, zullen op vijftien plaatsen langs de route worden uitgezet en ten dienste staan van de politiemensen. De hekken zullen bij de finish worden gebruikt.

● De winnaar van de twaalfde Elfstedentocht zal met goud en zilver beladen naar huis terugkeren. Hij ontvangt een zilveren medaille, beschikbaar gesteld door koningin Juliana, een gouden medaille van de vereniging ‘De Friesche Elf Steden’, een zilveren wisselbeker en de zilveren Pim Mulier-wisselprijs.

● Voor de tweede aankomende wedstrijdrijder heeft mr. H.P. Linthorst Homan, commissaris van de Koningin, een prijs beschikbaar gesteld, terwijl de derde aankomende een kleinood krijgt aangeboden door het bestuur van de provincie Friesland. In totaal zijn er 12 prijzen voor de wedstrijdrijders. Onder meer ontvangt de eerst aankomende Leeuwarder wedstrijdrijder de ir. M.H. Geerts-prijs.

● Het Elfstedenbestuur zal grote aandacht besteden aan medische verzorging van deelnemers tijdens en na de tocht en krijgt daartoe medewerking van militaire zijde. Tijdens de wedstrijddag zullen drie auto’s van het Rode Kruis van de luchtmachtbasis Leeuwarden langs het traject rijden. De wagens zijn bemand met een arts en twee ziekenverzorgers; ze hebben alle middelen bij zich om te helpen bij bevriezingen of ongevallen.

● De EHBO zal op volle sterkte zijn. Verscheidene artsen zullen hun diensten verlenen — die hopelijk niet nodig zullen zijn — terwijl in de meer dan vijftig posten onderweg en de drie hoofdposten in Leeuwarden (Groote Wielen, Beursgebouw en De Groene Weide) vele vrijwilligers-leden van de EHBO de gehele dag paraat zullen zijn.

● Er zullen dit jaar ongeveer 1.000 Nederlandse militairen aan de Toertocht deelnemen. Het commando van de Prins Frederikkazerne ontving uit Den Haag de mededeling, dat zich reeds 750 manschappen voor deelname aan de Elfstedentocht hebben gemeld. Er wordt op 1.000 deelnemers gerekend en het inschrijfgeld (10.000 gulden) is al met de penningmeester van de Elfstedenvereniging verrekend. De militairen elders uit het land zullen worden ingekwartierd in genoemde kazerne.

● De militairen, die aan de tocht deelnemen, zijn niet de eersten de besten. De militaire autoriteiten hadden in verband met de zwaarte van de tocht bepaalde eisen gesteld. Deelnemende militairen zouden de Elfstedentocht reeds eenmaal moeten hebben volbracht of dit seizoen ten minste een training van 150 km moeten hebben gereden. Ook dienen zij een verklaring van de regimentsartsen te kunnen overleggen, dat zij lichamelijk volkomen fit zijn. Rijden ze de tocht uit dan krijgen ze enkele dagen extra-verlof [prestatieverlof].

● Vorig jaar heeft de Elfstedenvereniging een meevaller gehad. Nadat de tocht op de Oudejaarsdag van 1961 werd afgelast, is aan degenen die waren ingeschreven en het startgeld hadden betaald, meegedeeld dat hun het inleggeld (7,50 gulden per persoon) zou worden toegezonden. Dat is gebeurd, maar wonderlijk genoeg heeft de penningmeester van niet minder dan 800 ingeschrevenen het geld als ‘onbestelbaar’ terugontvangen. Blijkbaar hadden die dus een verkeerd of een onduidelijk adres opgegeven….

● Het Elfstedenbestuur verzocht de bevolking van Leeuwarden om de avond voorafgaand aan de rit en op de avond van de tocht, de gordijnen van hun woningen open te houden en het licht te laten branden, opdat hun gasten de weg naar hun ‘kosthuis’ gemakkelijker konden vinden.

●H4 – Enorme belangstelling voor de Elfstedentocht

Nog nooit eerder was er zo’n enorme belangstelling voor de Elfstedentocht als voor die van 18 januari 1963. Op de avond voor deze dag waren er om kwart voor tien ’s avonds al zo’n 9.000 toerrijders geregistreerd.

De treinen die in de loop van donderdag het station van de Friese hoofdstad binnenreden, puilden uit van schaatsliefhebbers. Op hen had de pessimistische beschrijving van de kwaliteit van het ijs kennelijk geen enkele indruk gemaakt.

Inschrijving wedstrijdrijders om 8 uur open

Het inschrijvingsbureau voor de wedstrijdrijders in Hotel De Groene Weide ging de dag voor de tocht om acht uur open. De eerste die zich meldde en twee briefjes van tien gulden op tafel deponeerde (de helft krijgt de wedstrijdrijder terug bij inlevering van het rugnummer) was Tsjerk Kaastra. Hij werd gevolgd door honderden rivalen onder wie oude bekenden als Jeen Nauta, Klaas Lefferstra en Wiert Wyniga, maar ook door volslagen onbekenden die op deze tocht bekendheid wilden verwerven.

Favorieten melden zich

Om kwart over zes ’s avonds stapte Jeen van den Berg, de winnaar in 1954, het Hotel binnen. Hij had zoals iedere dag, in Heerenveen voor de klas gestaan. De in Friesland uitermate populaire onderwijzer was voorzichtig in zijn prognose. Hij sprak zich niet uit, maar aan zijn gezicht was te zien dat hij niet met zich zou laten sollen.

Een andere legendarische figuur uit de Elfsteden-historie, Anton Verhoeven uit het Brabantse Dussen, meldde zich bij het vallen van de avond om zijn startbewijs op te halen. De 42-jarige boer, met op zijn hoofd een zeer elegante hoed, maakte van zijn hart geen moordkuil.

Weliswaar sprak hij de in de pers verschenen woorden tegen, die een journalist hem in de mond had gelegd (‘Ik ga winnen en ik vrees alleen maar Jeen Nauta’), maar hij gaf toch onomwonden toe Jeen Nauta, Jeen van den Berg en Jan van den Hoorn als zijn voornaamste rivalen te beschouwen. En voegde hij daaraan zelfverzekerd toe: ‘De jongeren en nieuwelingen vrees ik geen van allen’.

Tekort aan rugnummers wedstrijdrijders

Om kwart voor zeven ‘s avonds hadden zich al 525 deelnemers voor de wedstrijdtocht gemeld bij De Groene Weide. Dat was het dubbele van het aantal in de voorgaande tocht in 1956 en honderden meer dan men ’s morgens voor mogelijk had gehouden.

En nog steeds kwamen er nieuwe gegadigden binnen uit letterlijk alle delen van het land maar hun namen werden niet meer genoteerd. Daarvoor waren twee redenen: niet alleen waren de organisatoren door de voorraad rugnummers heen, maar bovendien achtte men met het aantal van 525 de uiterste limiet bereikt.

Tientallen teleurgestelden verdrongen zich vervolgens in Hotel De Groene Weide voor de deur waarachter het bestuur van de Elfstedenvereniging koortsachtig vergaderde. Kort daarna werd het verlossende woord gesproken: ‘Ook de laatkomers mogen starten’. Het aantal wedstrijdrijders steeg daardoor gisternacht om 12 uur tot het aantal van 577.

Persconferentie met belangrijk nieuws

De mededeling van het energieke bestuurslid De Jong, die met deze toezegging een opstand in de kiem bezwoer, ontketende een golf van geestdrift. Daarna maakte hij in dezelfde zaal tijdens een persconferentie, die door meer dan 100 verslaggevers werd bijgewoond, nog meer belangrijk nieuws bekend:

● ‘De wedstrijdrijders zullen onder geen enkele voorwaarde hulp van anderen mogen aanvaarden hoe sympathiek die dan ook wordt aangeboden. Uitsluiting zal het gevolg zijn’. En met stemverheffing vervolgde de heer De Jong: ‘ledere deelnemer moet proberen eerste te worden. Wij zullen niet dulden dat er afspraken worden gemaakt. Er mag geen sprake zijn van een pact. Gelijktijdige aankomst zal bestraft worden met diskwalificatie en met het verbod om ooit nog weer aan een Elfstedenwedstrijd deel te nemen. Wij wensen faire sport’.

Een grote krachtproef

Opvallend was dat het aantal deelnemende Friezen in het niet viel bij het aantal westerlingen dat zich had ingeschreven. De tocht werd zwaar onderschat, sprak men in De Groene Weide. ‘Wij staan aan de vooravond van een grote krachtproef’, bevestigde de dag ervoor de heer Hoogland, voorzitter van de Elfstedenvereniging: ‘Hoewel de weersomstandigheden gunstig schijnen te zijn, ben ik ervan overtuigd dat het een zwaar karwei wordt. De deelnemers zullen dit tijdens de rit aan den lijve ondervinden.’

Ook de toerdokter had nog een mededeling: ‘Het aantal EHBO-posten is van 30 tot 35 opgevoerd. En ’s avonds zullen patrouilles het laatste deel van het traject inspecteren. Wij willen voorkomen, dat een uitgeputte toerrijder hulpeloos op het ijs in het riet achterblijft’.

H5 – Toerrijders slecht voorbereid en ongetraind

‘Overweldigend!’, zei G.L. Hoogland, de voorzitter van het Elfstedenbestuur, op de donderdagavond voor de tocht begon toen hem om 9 uur de stand van 9.000 inschrijvers vanuit het Beursgebouw was doorgegeven. ‘Overrompelend!’, luidde het commentaar van bestuurslid Feddema van de Leeuwarder-VVV, die de organisatie van de huisvesting leidde.

Vraag naar logies groter dan aanbod

Laat in de middag was de vraag naar logies nog steeds groter dan het aanbod: men had op een aantal van vijf tot zes duizend gasten gerekend. Gelukkig stelde de Bescherming Bevolking-kring Leeuwarden liefst 800 brancards met dekens beschikbaar. Maar er zouden die dag nog drie treinen binnenkomen met elk 1.000 mensen.

Slechts met de grootste moeite kon men in de Friese hoofdstad voorkomen, dat honderden deelnemers de nacht in de vrieskou moesten doorbrengen. In allerijl werden o.a. Schouwburg De Harmonie en diverse schoolgebouwen in gereedheid gebracht om de enthousiastelingen, die voortdurend uit het stationsgebouw bleven stromen (elk uur minstens 1.000) onder de pannen te brengen.

‘Nog geen tien percent zal eindstreep halen

Dit was een record in de geschiedenis van de Elfstedentocht. ‘Zal ik eens wat zeggen’, zei Anton Verhoeven, ervaren Elfstedenrijder uit Dussen die zijn deelnemerskaart had afgehaald: ‘Nog geen tien percent van deze overmoedigen haalt vrijdag de eindstreep’. En voorzitter Hoogland dacht in dezelfde trant toen hij de overtuiging uitsprak, dat het ‘voor duizenden een hele zware dag zou worden’.

Elfstedentocht zwaar onderschat

De Elfstedentocht werd zwaar onderschat zoals in Leeuwarden overduidelijk bleek. Er stond bijvoorbeeld een Belg in het gedrang op het bordes van het Beursgebouw met een paar … kunstschaatsen om de nek. Je kon er alleen maar hoofdschuddend om glimlachen.

Met verbijstering keken de echte Elfsteden-kenners naar die merkwaardige stoet: mensen met ringbaardjes om het bleke gezicht, die zonder sjaal vrolijk op het ijs stapten, gekleed in een spijkerbroek met dikke wollen sokken in de lage schoenen.

En frêle meisjes, elegant uitgedost, hand in hand lopend met hun verloofden, studenten in colbert, die deftigjes toegeven dat zij geen meter hebben getraind: ‘Och, de toertocht is toch geen wedstrijd? En je kan en mag er toch een hele dag over doen?’. De stumperds wisten niet waar ze aan begonnen. Neen, Anton Verhoeven zal vast niet ver mis zijn met zijn schatting van 10 percent.

Daarnaast waren er ook mensen, die al konden meepraten over twee of drie tochten. Mensen, uit alle lagen van de bevolking, sterke boeren met rode gezichten, bakkersknechten, artsen, stoere sluiswachters en schippers uit alle windstreken. Ook de Friese commissaris der Koningin, mr. H.P. Linthorst Homan (57), deed weer mee, al was hij donderdagavond mismoedig gestemd, omdat hij bij het trainen zijn duim had verstuikt.

In het middelpunt van de belangstelling stonden de 16 Zweden, die donderdag laat in de middag arriveerden en het voorrecht genoten te overnachten in een verzorgingsflat op 200 meter gelegen van de startplaats.

EHBO – Gevaar voor bevriezingen

Al deze toertochtrijders werden in ‘porties’ van 1.000 man vanuit de loods van Lakspuiterij Posthuma aan het eind van de uitvalsweg naar Zwolle gelegen, op het ijs van het Harinxmakanaal ‘losgelaten’. Hoe lang dat deze keer ging duren was niet te zeggen. Een groot aantal van hen zou in elk geval laat en in het stikdonker aankomen. En de laatsten van hen zouden het dan heel moeilijk krijgen, want om 12 uur ‘s nachts sloot onherroepelijk de finish. Daar viel niet aan te tornen.

De organisatoren rekenden bij voorbaat op een groot aantal uitvallers in de tweede helft van het traject. Dat bleek uit de mededeling om aan het einde van de avond patrouilles langs de laatste gedeelten van de traject te sturen om naar eventuele uitgeputte uitvallers te zoeken.

Ook het aantal EHBO-posten was uitgebreid van dertig naar vijfendertig. Dat was niet zonder reden, want de verwachte flinke vorst vergrootte het gevaar van bevriezing en weinigen zouden het op prijs stellen hun verdere leven hun grote teen op sterk water te bewaren, zoals destijds de Elfstedenwinnaar Karst Leemburg dat ooit deed.

●●Terzijde: Karst Leemburg (1889 – 1958) was de winnaar van de vierde Elfstedentocht die gehouden werd op 12 februari 1929. Na 11 uur en 9 minuten kwam hij als eerste over de streep in Leeuwarden, nadat de twee oorspronkelijke koplopers verkeerd waren gereden. Leemburg hield aan de tocht een bevroren teen over, die later moest worden geamputeerd. Hij bewaarde de teen in de medaillekast in een flesje op sterk water. Dat flesje liet hij gevraagd en ongevraagd graag zien aan bezoekers. ●●

●H6 – De start van de Elfstedenrijders

Het meest massale Elfstedenavontuur ooit

Uit de krant: ‘’Vanmorgen om half zes zijn de wedstrijdrijders vanaf Lakspuiterij Posthuma naar het ijs gerend op het Harinxmakanaal. Daar vandaan zijn zij, nog fris en monter, de duisternis ingedoken. Wat zal deze dag, wat zullen deze 200 km en wat zullen de weersverwachtingen hen brengen? In elk geval vermoeidheid, dorst, koud vriesweer, valpartijen en slecht tot zeer slecht ijs.

Wedstrijdrijders warmen zich op in Lakspuiterij Posthuma

Wedstrijdrijders bereiden zich voor op de start.

Wedstrijdrijders vlak voor de start in Leeuwarden.

Maar zij hebben hun wapens meegebracht: kracht, wilskracht, vechtlust, uithoudingsvermogen en twee smalle ijzers. Voor de 568 wedstrijdrijders en voor de 9.294 toerrijders die meedoen, wordt het een groots avontuur vol ontberingen, waarbij iedereen op zichzelf is aangewezen. Dit wordt het meest massale Elfstedenavontuur uit de geschiedenis!’’

Start wedstrijdrijders om 5.30 uur

Bij de start stonden 568 wedstrijdrijders in de warme loods van Autospuiterij Posthuma van waaruit ze, zo snel mogelijk, dwars door het nog steeds toestromende publiek, naar het Harinxmakanaal renden om de schaatsen onder te krijgen.

Daar stonden of zaten de mannen op de 250 meter lange banken langs het kanaal in het licht van tientallen magnesiumtoortsen, om enkele minuten daarna als schimmen in de nacht te verdwijnen op weg naar roem of, en die kans was veel groter, naar misschien wel mateloze ellende. Als eerste gleed de 29-jarige Libbe Kerstma uit IJlst het nachtelijk duister in.

Sprintend op weg naar de startplaats.

De start om half zes in de ochtend.



Veel van zijn concurrenten zochten toen onder het magnesiumlicht nog een plaatsje op de banken, die voor een deel waren bezet door toeschouwers. Het was, waar men ook keek, een warreling van nerveuze, gehaaste rijders.

Uiteindelijk reden ze allen de nachtelijke duisternis in, langs een smal donker pad vol scheuren, barsten, kwalsters [vastgevroren sneeuw] en sneeuwrichels. Op enkele honderden meters vanaf de start deden zich al de eerste struikel- en valpartijen voor. Maar de dapperen trokken vastberaden verder op weg naar Sneek en daarna nog veel verder.

Eigenaardig spoor langs de Zwette

Direct na de wedstrijdrijders vertrokken de 9.294 aanwezige toerrijders. Zij werden in grote groepen eveneens gelost vanuit de Lakspuiterij Posthuma, dicht bij het kanaal. Zij vonden de doorgang naar het ijs echter versperd door een menigte toegestroomde toeschouwers.

Enkele slimmeriken liepen, achter de massa langs, naar het ijs. Anderen wachtten stampvoetend tot de politie een doorgang had gebaand. Uiteindelijk zijn ze allemaal vertrokken. Bleef nog over de vraag hoeveel van hen de finish op de Groote Wielen zouden halen.

Op het Harinxmakanaal was iedereen direct na de start van de tocht nog vol goede moed. Maar al na enkele honderden meters begonnen de toerrijders zich te realiseren, dat het een hele moeilijke tocht zou worden.

Rijders vielen voorover de sneeuw in, sleurden anderen mee in hun val, tuimelden over elkaar heen, hakten de rijders achter hen al vallend met hun scherpe Noren in lichaam en ledematen. Schaatsen braken aan stukken in de barsten in het ijs en nog erger: ook ledematen braken. En wie viel moest zichzelf maar redden, wie niet viel reed door. De Elfstedentocht is een hard bedrijf.

Een eigenaardig spoor onderweg

Langs de Zwette, het verbindingskanaal tussen Leeuwarden en Sneek, ontstond een eigenaardig spoor van spullen, die men verloor of weggooide, omdat men er kennelijk last van had: zaklantaarns, mutsen, oorkleppen, zonnebrillen, hoezen, zakdoeken, zakjes met eten, schoenen, handschoenen, gebroken schaatsen. Dat spoor werd doorgetrokken langs een groot gedeelte van de route. Op de Fluessen sprak men zelfs van een ‘hele textielwinkel’.

Vaak verloor men bij de valpartijen een vriend of familielid uit het oog, met wie men samen de tocht zou rijden. Namen van vrienden en broers werden dan langs de baan geschreeuwd, maar vaak kwam er geen antwoord. Men was elkaar soms urenlang kwijt; soms zelfs voor de rest van de dag.

Aankomst eerste wedstrijdrijders bij controlepost Sneek

Iedereen was, meer dan bij vorige Elfstedentochten, op zichzelf aangewezen. Men kon eenvoudig de ander niet helpen met opleggen [hand op de rug om achterligger te steunen] op het slechte ijs. Sneeuw, ijzel en kou maakten haren, baarden en wenkbrauwen wit en veroorzaakten de eerste bevriezingsverschijnselen.

De kopgroep op weg van Stavoren naar Hindeloopen

De toerrijders, die wegens hun hoge startnummers pas laat konden starten, hadden het voordeel dat zij de afschrikwekkende worsteling in het donker op het Harinxmakanaal en de Zwette niet hoefden mee te maken. Maar door hun late starttijd hadden zij als nadeel, dat zij de trage rijders die voor hen reden, niet konden inhalen omdat dit te gevaarlijk was op de smalle sneeuwvrije banen vol barsten en scheuren.

Slopend voor moed en moreel

Het slechte ijs sloopte niet alleen de krachten van de rijders, maar sloopte vooral hun moed en moreel. Al vrij snel drong het besef door dat het eigenlijk onbegonnen werk was waaraan men begonnen was. De vrolijke sfeer bij de start verdween en veranderde in bittere moedeloosheid.

Onervaren rijders die als wildemannen op onverantwoorde wijze anderen inhaalden of aan de kant drongen, werden stevig en luidruchtig uitgescholden. Verder heerste er in die lange rijen, die voort worstelden over het slechte ijs meestal een dof stilzwijgen. Elke rijder reed alléén met zichzelf, met eigen gedachten en zijn eigen lijf. Eigenlijk had iedereen maar één gedachte: doorgaan of stoppen?

Zelden was de tocht zó zwaar

Zelden was de deelname zó groot geweest en zelden was de tocht zó zwaar. Dat er geen doden zijn gevallen, mag achteraf een wonder heetten. Er waren verscheidene moedigen en lichtvaardigen onder deze toerrijders. Laatstgenoemden hebben de afstraffing voor hun overmoed voor altijd afgeleerd.

Degenen die deze tocht hebben uitgereden, mogen worden gerekend tot de allersterksten. Ook zij die na Bolsward, Harlingen en Franeker nog hebben gehaald mogen daartoe gerekend worden. En er waren velen, die na het sluiten van de controles in Harlingen en Franeker ’s middags om vijf uur, nog heel graag hadden willen doorgaan. Wat wegens de gevaarlijke omstandigheden verboden werd door de toerorganisatie.

Doorslaggevend was de koude harde wind

Doorslaggevend bij veel wedstrijdrijders en toerrijders waren de problemen die veroorzaakt werden door de koude harde wind waarmee zij in de loop van de ochtend vanaf de Zuidwesthoek te maken kregen. Die harde noordooster tegenwind maakte het rijden tot een waar gevecht en vertraagde het tempo in hoge mate. Tot overmaat van ramp kwam daar nog bij dat men vanaf Staveren tot aan Dokkum toe, recht tegen de wind in moest schaatsen op slecht ijs.

Die wind begon de banen vol te jagen met stuifsneeuw, vooral op de meren en op het IJsselmeer. Daar ontnam de opwaaiende sneeuw vele rijders de laatste illusies. Ook raakten velen daar sneeuwblind of kregen, bij gebrek aan zonnebril of skibril, last van bevroren ogen. Velen moesten dan ook op doktersadvies de tocht staken.

Een enorm slagveld

Het werd een enorm slagveld: in Sneek, Staveren, Hindeloopen, Workum, Bolsward, Harlingen en Franeker werden zo’n 6.600 uitvallers per trein naar Leeuwarden teruggebracht. Uitvallers die afhaakten in andere plaatsen langs het traject, vertrokken met de bus naar Leeuwarden of kwamen op eigen gelegenheid thuis.

Moderne techniek tegenover primitieve kracht

De twaalfde Elfstedentocht stond meer dan alle voorgaande tochten, in het teken van de moderne techniek. Langs de route stonden en reden, voor zover dat mogelijk was door de drukte, meer auto’s dan ooit tevoren. En het was voor het eerst dat er een rechtstreekse (zwart/wit) tv-uitzending uitgezonden werd over de Elfstedentocht!

Daarnaast schonk eveneens de radio veel aandacht aan de tocht: er waren 23 reportages van start tot finish. Boven de route vlogen de hele dag helikopters rond. En langs de route stonden overal mensen, die de tocht met eigen ogen voorbij zagen komen en tegelijk de radioverslagen op een draagbaar radiootje volgden.

Alleen bij de tocht zelf viel het gemak van de moderne beschaving en van de moderne techniek geheel weg. Daar werd men in de tijd teruggeworpen op de primitieve krachten van het menselijk lichaam.

Toeschouwers werden helpers

De mensen die langs de route stonden, zagen het schouwspel van deze Elfstedentocht met verbijstering aan. Zij zagen een onafzienbare stoet vallende, struikelende, strompelende, worstelende en dodelijk vermoeide mensen.

Waar die toeschouwers konden helpen, hielpen zij. Zij waarschuwden voor gevaarlijke stukken. Sommige jongens stonden urenlang bij een gevaarlijke scheur, onophoudelijk schreeuwend: ‘Links houden!! – Links houden!!’

Anderen werden meelopende gidsen voor sneeuwblind geraakte rijders. Ook waren er jongens die op hun brommer zochten naar uitvallers die als gevolg van uitputting, sneeuwblindheid of kapotte schaatsen langs de wallekant zaten te wachten op hulp.

Meisjes lagen tijdenlang op de knieën op het ijs om rijders onder lage bruggen door te trekken. Oudere mannen hielpen rijders over steile kluunplaatsen. En waar gekluund moest worden, waren alle mogelijke voorzieningen getroffen met stro, strobalen, matten en dekens. En wie plaats had in zijn auto, nam uitgevallen rijders mee. En op vele plekken langs het parcours deelden particulieren en bedrijven gratis dranken, etenswaren en consumpties uit.

Maar er waren helaas ook profiteurs die op schandelijke wijze misbruik maakten van de omstandigheden. Zij vroegen bijvoorbeeld twee kwartjes voor een kop lauwe limonade!

Zweedse deelnemers aan de tocht

Er daar waren ook nog enkele Zweden die aan deze tocht deelnamen. Ze sloegen lang geen slecht figuur op deze barre tocht. Er waren zelfs onder hen enkelen die Franeker haalden! Maar in het begin van de tocht, in de duisternis van de Zwette, bezorgden zij de achter hen rijdende schaatsers doodsangst met hun lange prikstokken, waarmee zij zich voortbewogen en waarmee zij soms ook vervaarlijk om zich heen maaiden. Zij kregen allerlei verwensingen te horen, maar daar verstonden ze gelukkig niets van en reden onverstoorbaar verder.

●H7 – Uitvallers Elfstedentocht bestormen stations

Bar slecht was het ijs, fel was de wind en striemend de fijne poedersneeuw, die onder de aanwakkerende noordoostenwind over de banen joeg, die al snel volstoven. Door deze omstandigheden werd het voor de deelnemers aan de toertocht een afvalrace, die in geen van de voorgaande tochten zijn weerga had.

De 9.294 toerrijders die vanaf 5.45 uur in een eindeloos lange stoet door het wit besneeuwde Friesland ploeterden, kwamen in de loop van de dag voor steeds zwaardere opgaven te staan. De fijne poedersneeuw werd een gemene vijand, die plotseling toesloeg bij een ijzige wind.

Honderden gaven zich al gewonnen bij Sneek (230), Woudsend (340) en Sloten (300) nog voordat de overtocht over de meren begon. Die stadjes waren gelegen op 24 tot 42 kilometer vanaf Leeuwarden. De uitstappers werden met treinen en bussen teruggebracht naar Leeuwarden.

Toerrijders moeizaam rijdend tussen Staveren en Hemelum.

Maar de meesten ploeterden toen nog vastbesloten door: struikelend, vallend, lopend en vechtend tegen de elementen en tegen zichzelf, op ijs dat vol zat met scheuren. De vastgevroren sneeuw met ijsschotsen op het ijs veroorzaakte vernielde schaatsen en veranderde kostbare Noren in onbruikbaar schroot.

Maar op de vastgevroren schuiten in Sneek stonden in alle vroegte al mensen, die hun warme bed hadden verlaten om de Elfstedentocht te zien en de rijders enthousiast toe te juichen. De hele dag stonden trouwens overal langs het traject enthousiaste mensen die de rijders voortdurend aanmoedigden.

Hoe koud het was

Hoe koud het was blijkt uit het relaas van één van die geharde Friese boerenzoons, die in een dorp onderweg, bij een bestralingslamp het gevoel in zijn bevroren voeten probeerde terug te brengen.

Hij vertelde: “Op een gegeven moment liep het zweet mij langs het gezicht en vijf minuten later merkte ik dat ik ijspegeltjes aan mijn oren had. Daar moet je wel even op letten, zei ik tegen mijzelf. Ik kneep een paar maal in mijn voeten en merkte dat ze finaal gevoelloos waren. In een café heb ik mijn sokken gedroogd en m’n voeten bij de kachel ontdooid. Tien minuten later op het Slotermeer, voelde ik de kou alweer optrekken langs mijn benen. Toen ben ik gestopt en langs de kant gaan staan”.

Bestuur Elfstedenvereniging grijpt in

Om 11.30 uur greep het bestuur van de Elfstedenvereniging in. Een inventarisatie van de problemen onderweg en de steeds slechter wordende weerberichten maakten het rijden op de Fluessen en het Heegermeer niet langer verantwoord. Bij Woudsend werden de rijders opgevangen en van het ijs gehaald.

Om 13.00 uur sloot ook de controlepost in Hindeloopen en om 17.00 uur haalde men in Wier (bij Franeker) leeggereden rijders van het ijs. De controlepost in Dokkum sloot om negen uur ’s avonds definitief. Tussen Dokkum en Leeuwarden zwoegden om elf uur ’s avonds ergens nog een paar eenzame figuren in complete duisternis richting de finish. Ze hadden nog tot twaalf uur de tijd…

Hoe slecht het ijs was bij Schettens tussen Bolsward en Harlingen.

Het ingrijpen van het bestuur was volstrekt gerechtvaardigd. Op het noordelijke deel van de route waren door sneeuwval bulten tot een meter hoog ontstaan. Wie dit stuk nog moest rijden in het donker was nagenoeg kansloos, temeer omdat door 40 centimeter sneeuwval de baan niet of nauwelijks meer te herkennen was.

Dat hadden de rijders ondervonden, die werden gered door de zoons van caféhouder Woudstra uit Oudkerk. Zij zochten in de avonduren met de bromfiets de route af samen met politiemensen op motoren met zijspan. Er zaten volslagen sneeuwblinde rijders langs de kant te wachten op hulp: zij konden de baan in het donker niet meer terugvinden.

De eerste grote schifting bij Staveren

Rond vrijdagochtend om 10.30 uur werd al duidelijk dat deze Elfstedentocht beslist geen ontspannen toertocht was. Het aantal uitvallers schoot omhoog. Maar ook veel wedstrijdrijders hadden zichzelf overschat. De zwaksten onder deze ‘hardrijders’ werden ingelopen door de betere toerrijders.

Naar schatting 3.000 rijders gaven er in Staveren (na 71 kilometer vanaf Leeuwarden) de brui aan. Afgebeuld op het slechte ijs op de Fluessen kwamen ze leeggereden in het stadje aan. Dat ze daarna ook nog het IJsselmeer op moesten naar Workum, werd een afschrikwekkende gedachte. De grote uittocht, die tot voorbij Franeker duurde, zou in Staveren beginnen.

De Spoorwegen zagen zich daardoor voor een enorm vervoersprobleem geplaatst. Als eerste station, dat melding maakte van de reusachtige slijtageslag onder de gestarte 9.294 toerrijders, kreeg Staveren met de eerstvolgende trein extra treinstellen toegewezen.

In de uren die volgden stonden daar steeds meer mensen voor de stationsloketten, waar extra personeel de menigte aan een enkele reis naar Leeuwarden moest helpen. Binnen korte tijd waren de kaartjes uitverkocht, waarna andere kaartjes werden verkocht als betaalbewijs. Men gebruikte daarvoor kaartjes van Staveren-Enkhuizen en toen ook die waren uitverkocht, werden de retourkaartjes Sneek gebruikt. Het duurde tot na vijven voor de laatste toerrijder vanuit Staveren per trein richting Leeuwarden reed.

Hindeloopen

De tweede stad in de uitvalrace was Hindeloopen (na 84 kilometer vanaf Leeuwarden), waar naar schatting zo’n 1.000 deelnemers de tocht beëindigden. Ook daar raakte de voorraad plaatsbewijzen uitverkocht, zodat men overschakelde op retourtjes Sneek en Workum als betaalbewijs. De uitvallers moesten meer dan 20 minuten door de stuifsneeuw lopen om het iets buiten de stad gelegen station te bereiken. Hier waren tegen half acht ‘s avonds de laatsten vertrokken.

Veel uitvallers liepen daar op sokken. Ze hadden kennelijk de illusie gekoesterd op schaatsen in Leeuwarden aan te komen en daar hun schoenen weer aan te trekken. Anderen liepen op meegenomen gymschoenen of pantoffels.

De kopgroep wedstrijdrijders kluunend in Hindeloopen op weg naar het IJsselmeer.

Workum

In Workum (na 89 kilometer vanaf Leeuwarden) werd de rijders al halverwege de ochtend bij de stempelplaats geadviseerd de tocht te staken vanwege het slechter wordende weer. Het aantal uitvallers was daar naar schatting 540. Zij moesten een kilometer lopen om het station te bereiken.

Bolsward

Degenen die Bolsward haalden, kregen onderweg grote steun van de Friese toeschouwers. Ruim 300 uitvallers zijn in Bolsward van het ijs gestapt na een lange worsteling (met vier kluunplaatsen) over het ellendig slechte ijs van de Parregastervaart tussen Workum en Bolsward. De wetenschap, dat het na Bolsward nog slechter zou worden, deed voor hen de deur dicht. Met bussen werden ze naar Sneek vervoerd, waarna ze hun reis per trein naar Leeuwarden konden voortzetten.

●●In Bolsward zat Adriaan Bogaerdt uit Nieuwveen achter een bord snert op zijn sokken. Zijn schoenen waren bij de drie jongens gebleven, waarmee hij aan de 200 helse kilometers begon. Even voorbij Sneek was het afgelopen voor Adriaan. Zijn ploegmakkers gingen verder en lieten hem staan: zonder steun en zonder schoenen. Met de bus en lopend op zijn sokken was hij erin geslaagd Bolsward te bereiken. Daar zat hij te wachten op zijn ouders die uit Amsterdam moesten komen.

Harlingen

De volgende grote uitvalplaats was Harlingen (120 kilometer gereden vanaf Leeuwarden), waar zo’n 1.000 deelnemers tegen het invallen van de duisternis het station opzochten. Verder rijden werd hen door het Elfstedencomité verboden met het oog op de ernstige gevaren bij uitputting en bevriezing, die op het slechte traject Franeker – Dokkum de deelnemers bedreigden.

Eerder op de dag: Anton Verhoeven gevolgd door Jan Uitham in Harlingen.

Franeker

In Wier (Franeker) (132 kilometer gereden vanaf Leeuwarden), werd om 17.00 uur een soortgelijk verbod uitgevaardigd. Hier bonden nog eens 500 rijders de schaatsen af, volgens een schatting van de Spoorwegen. De treinen naar Leeuwarden puilden tussen 5 en 8 uur uit van de mensen. ‘We hebben de deur dicht moeten stampen’, zei iemand op het station in Franeker: ‘Ze konden er anders niet meer in’. Het is de vraag of er ook maar één conducteur is geweest die deze dag de kaartjes heeft gecontroleerd.

Op het traject Franeker – Dokkum – Finish

Terwijl de overvolle extra treinen de duizenden uitgestapte deelnemers naar Leeuwarden terugbrachten, zwoegde een beperkt aantal toerrijders nog enkele uren voort op het berucht slechte traject tussen Franeker en Dokkum. Rond 19.00 uur passeerden de allerlaatste 15 toerrijders de controlepost in Dokkum die direct daarna werd gesloten. Zij gingen op weg naar een glorieuze finish op de Groote Wielen bij Leeuwarden, waar ze slechts een ijzig koude wind en één controleur aantroffen.

Plaatsen waar de rijders afstapten

● Sneek (trein) 230
Woudsend 340
Sloten 300
Galamadammen 130
● Stavoren (trein) 3.000
● Hindeloopen trein 1.000
● Workum (trein) 540
● Bolsward (via Sneek per trein) 300
● Harlingen (trein) 1.000
● Wier (Franeker) 500
Berlikum 40
Vrouwbuurtstermolen 500
Bartlehiem 35
Dokkum 25

Aangeven is hoeveel rijders er per trein (zie ●) werden vervoerd.
De overige rijders stapten op de bus richting Leeuwarden
of vertrokken per eigen gelegenheid.

Ruim 6.000 personen vervoerd per trein

Volgens een opgave van de Spoorwegen zijn tijdens de tocht naar schatting meer dan 6.000 Elfstedenrijders naar Leeuwarden vervoerd. Daarbij zijn ook inbegrepen de ruim 230 uitvallers, die al tussen acht en negen uur ’s morgens opgaven en in Sneek op de trein stapten. De Spoorwegen leverden een topprestatie maar kon niet voorkomen, dat de diensten grote vertragingen ondervonden.

●● Van de 568 gestarte wedstrijdrijders wisten slechts 57 (10%) binnen de vereiste twee uur na de winnaar binnen te komen. Van de officieel vertrokken 9.294 toerrijders die direct na de wedstrijdrijders vertrokken, konden slechts 69 deelnemers (0,74%) aan het eind van de avond het Elfstedenkruisje in ontvangst nemen.

Zoektocht naar achterblijvers

Het slot van de tocht speelde zich af in volslagen duisternis. Terwijl in Hotel De Groene Weide, het hoofdkwartier van het Elfstedencomité, de vloeren trilden vanwege de feestelijke huldiging van winnaar, zochten langs het laatste deel van het traject EHBO-patrouilles naar mogelijk achtergebleven deelnemers…

●H8 – Verkeerschaos tijdens Elfstedentocht 1963

Bar en boos was het om met de auto van Bartlehiem naar de finishplaats op de Groote Wielen te rijden. Dat was niet zozeer het gevolg van wegen vol sneeuw en ijs, maar dat werd veroorzaakt door wegen die volgepakt stonden met vele honderden, zo niet duizenden auto’s. Men was soms wel twee uren bezig om een afstand van 30 kilometer per auto af te leggen.

Overal verkeerschaos

Overal waar de gewone wegen de Elfstedenroute kruisten, ontstond verkeerschaos. De karavaan auto’s die de kopgroep probeerde te volgen, had de grootste moeite het tempo bij te houden, hoewel het de langzaamste Elfstedentocht sinds jaren was. En de Rijkspolitie kon het niet voorkomen dat de boel op verschillende plaatsen geheel vastgelopen was door het steeds meer toenemende autoverkeer dat leidde tot een enorme verkeerschaos.

Koud en winderig

Sommige auto’s stonden heel lang stil langs de route omdat de inzittenden de wedstrijdrijders wilden zien passeren of wilden voorzien van proviand en drinken. Als de auto dan goed geparkeerd stond, gaf dat geen problemen. Maar anderen hadden hun auto zonder nadenken ergens neergeploft om een eind verderop het ijs op te zoeken.

Het gevolgen werden merkbaar toen men huiswaarts keerde over de bomvolle wegen die naar Leeuwarden leiden. Vanaf Bartlehiem nam dat twee uur tijd in beslag. Vooral op de Groningerstraatweg was het meer stilstaan dan rijden.

Veel brutale en asociale automobilisten

Veel extra opstoppingen werden veroorzaakt door brutale automobilisten, die ‘handig’ waren en net deden of er niets aan de hand was. Zij reden ‘stomweg’ inhalend een langzaam rijdende file voorbij totdat tegenliggers hen noodzaakten om de rechterkant van de weg weer op te zoeken. Maar de meeste rijders in die file wilden hen dan niet laten invoegen wat aanleiding gaf tot scheldpartijen en dreigementen. Of men daadwerkelijk op de vuist ging, waar het soms wel op leek, was niet waar te nemen.

Eveneens zeer asociaal gedroegen automobilisten zich die, naar Leeuwarden rijdend, met hun auto op het fietspad links van de weg gingen rijden. Recht tegen de weinige fietsers inrijdend, schoten zij vrij snel op totdat zij moesten proberen weer op de rijweg te komen.

Door de uit Leeuwarden komende verkeersstroom, die ook vaak stil stond, lukte dat maar moeilijk. Daarbij lieten de filerijders rechts op de weg hen in de meeste gevallen niet invoegen wat een hoop irritatie veroorzaakte. Op tientallen plaatsen konden automobilisten niet meer voor of achteruit en moesten ze noodgedwongen wachten tot de politie het verkeer weer op gang kreeg.

Van soepele afvloeiing geen sprake

Na de middag was er al helemaal geen sprake meer van een soepel verloop van de verkeersstromen. Op de dijken vormden zich lange files van honderden stilstaande auto’s. Sommige journalisten, op weg naar de finish, hadden daardoor soms vier en een half uur voor nodig om een afstand van 15 km te overbruggen. Wie echter, in de richting van Leeuwarden rijdend, de Groote Wielen voorbij was, kon bijna zonder stoppen doorrijden.

‘Ik ben compleet allergisch geworden voor rode achterlichten’, zei na afloop één van de automobilisten, die al rijdend-stoppen-rijdend over de Groningerstraatweg was gekomen. Tot driemaal toe had de man, zo vertelde hij, geprobeerd een ‘kleine boodschap’ te doen. Maar als de stoet weer ging rijden moest hij snel en onverrichter zake weer in zijn auto springen… [Medeneming van een urinaal zou handig zijn geweest, ook al vanwege de lage buitentemperatuur.]

Filevorming langs de Elfstedenroute

Filevorming ontstond bij nagenoeg alle controleposten langs de route. Hindeloopen heeft daardoor een tijdlang verkeerstechnisch compleet op slot gezeten. Ook in Franeker was het een tijdlang helemaal mis en in Het Bildt was het niet anders, vooral ook omdat de wegen daar door de stuifsneeuw niet meer begaanbaar waren.

Elders stonden auto’s vast in de sneeuw. En geparkeerd staande auto’s werden bruutweg aan de kant gedrukt om toch maar te kunnen passeren. Dat heeft veel, ook moedwillig toegebrachte, blikschade aan auto’s opgeleverd.

Tussen Holwerd en Brantgum reed een file van wel vijftig auto’s richting Dokkum waar men de rijders wilde zien passeren. Vlak bij Holwerd sloeg één personenauto over de kop en ontstond een uren stilstaande file.

Bij Waaxens gleed een tankauto van Caltex in de sloot en bij Brantgum botste een auto tegen een telefoonpaal, die zover de wagen binnendrong, dat de paal naast de bestuurder midden in de auto stond. Hierdoor ontstonden kilometers lange files in beide richtingen.

En op de Groningerstraatweg ontstond de langste file richting de Groote Wielen. Dat was begrijpelijk want iedereen wilde immers de winnende wedstrijdrijder daar zien finishen.

Verkeerschaos en schadeclaims

Uit de krant: “Als de volgende week de meeste Nederlanders de Elfstedentocht al weer aan het vergeten zijn, zullen de verzekeringsmaatschappijen er nog volop aan worden herinnerd bij het afhandelen van alle schadeclaims. De smalle Friese dijkjes en de tot ijs geperste sneeuw hebben honderden automobilisten genoodzaakt de schade te melden bij hun verzekeringsmaatschappij.”

Verstrekkende maatregelen aanbevolen

Uit de krant: “Als er ooit een dertiende Elfstedentocht gereden wordt, zal het aantal automobilisten nog groter zijn dan nu en kan de verkeerssituatie op en rond dit schaatsfeest alleen maar op een complete catastrofe uitlopen. Er zullen dan ook tijdig verstrekkende maatregelen moeten worden genomen.”

Toch een voordeel van de auto

Nog een aardig bericht over het voordeel van de auto: “Twee toerrijders stelden zich op de dag voor de Elfstedentocht als lifters ’s middags tegen één uur op bij een uitvalsweg in Rotterdam. Zij droegen een bord waarop stond ‘Elfstedentocht’ met een pijl in de richting van Leeuwarden. Prompt werden ze meegenomen naar Utrecht waar zij al even snel een lift kregen naar Amersfoort. En vandaar werden ze direct meegenomen naar Leeuwarden waar ze om 5 uur in de middag aankwamen.”

●H9 – De Elfstedentocht van 1963

Op vrijdag 18 januari 1963 werd de 12de Elfstedentocht gereden. Het werd ‘een afvalrace zonder weerga’. De Leeuwarder Courant sprak de dag erna over ‘de gruwelijkste tocht die ooit is gereden’. Later is de benaming ‘De Hel van ’63’ gebruikt voor een film over deze Elfstedentocht.

Tegenwoordig zou, op basis van de weersvoorspellingen, de tocht ongetwijfeld zijn uitgesteld maar dat gebeurde toen niet. Dr. Brons, bestuurslid medische zaken van de ‘Vereniging de Friesche Elf Steden’ achtte de tocht onverantwoordelijk en legde zijn functie neer. Dat mocht niet baten: de tocht ging toch door.

Vanaf half zes ’s ochtends, toen in de loods van Postuma’s Lakspuiterij het fluitje klonk ten teken dat de tocht begon voor de wedstrijdrijders, was het al ‘na enkele honderden meters’ duidelijk dat dit een buitengewoon zware dag zou worden.

Legendarische uitvalpercentages

De uitvalpercentages bij deze tocht zijn legendarisch geworden: van de 568 wedstrijdrijders wisten slechts 57 (10%) binnen de vereiste 2 uur na de winnaar binnen te komen. Van de 9.294 toerrijders (onder wie 1.000 Nederlandse militairen) die na de wedstrijdrijders vertrokken, konden slechts 69 deelnemers (0,74%) aan het eind van de dag het prestigieuze Elfstedenkruisje in ontvangst nemen. De anderen waren uit zichzelf gestopt of werden verplicht van het ijs gehaald omdat het domweg te gevaarlijk werd om verder te rijden.

Dokter Wiemer, de toenmalige Elfstedenarts, vertelde in 1993 in Het Parool: ‘Als medicus zeg ik: ‘’De tocht van ’63 was onverantwoord, maar als sportliefhebber heb ik genoten van de heroïek. De Elfstedentocht is een verslaving die je nooit meer loslaat.’’

Te laat binnen: ‘de weinige oersterke kerels’

Genoemd moet hier worden dat er nog 51 wedstrijdrijders, na de tijdslimiet van twee uur na aankomst van de winnaar, waren gefinisht. Het Bestuur bleek echter niet te vermurwen hen het zo fel begeerde Elfstedenkruisje alsnog toe te kennen. Immers: ‘Regels zijn regels’.
De Leeuwarder Courant schreef over deze naamlozen: ‘Zij zullen slechts door middel van hun van alle benodigde stempels voorziene controlekaart kunnen aantonen dat zij tot de weinige oersterke kerels behoorden, die bestand bleken tegen mokerende slagen, die hun moreel en uithoudingsvermogen op de proef stelden door een welhaast duivels samenspel tussen de bar-slechte ijsvloer, de in de loop van de dag opgestoken snijdende noordooster en de alles doordringende stuifsneeuw. En zo zou deze Elfstedentocht dus de geschiedenis binnengaan als “de gruwelijkste tocht die ooit is gereden”.’

Reünie in Schaatsmuseum Hindeloopen

Bij een reünie in het Schaatsmuseum in Hindeloopen in 2013, dus welgeteld 50 jaar na de fameuze Elfstedentocht, was ook aanwezig Anne Kompaan, één van die wedstrijdrijders die te laat binnenkwam. Tussen de gebruikelijke verhalen over bevroren ogen en geamputeerde tenen vertelde hij daarover: “Ik kwam één minuut te laat binnen. Na mij kwamen er nog vijftig. Sommigen hebben geprobeerd via de rechter alsnog een kruisje te krijgen. Dat vind ik slecht. Afspraak is afspraak. Ik ben voor altijd de eerste telaatkomer.”

In het volgepakte museum spraken sommige puristen schande over de aanwezigheid van te laat binnenkomende deelnemers als Anne Kompaan. ‘Eigenlijk zouden hier alleen rijders mogen komen die hem officieel hebben uitgereden’, vond een toerrijder die wel een kruisje had gekregen.

Maar Stien Kaiser, Olympisch kampioen in 1972 op de 3.000 meter, was blij met dit ruimere beleid. ‘‘Misschien had ik er anders over gedacht als ik als toerrijder verder was gekomen dan Franeker. Maar deze tocht was zó erg; iedereen die heeft meegedaan, is een held. Het ijs lag bezaaid met hoezen, handschoenen en bloedsporen.’’

Slechts 69 toerrijders bereikten de finish

Slechts 69 van de 9.294 toerrijders bereikten de finish op de Groote Wielen binnen de voorgeschreven tijd. De overige rijders werden al eerder van het ijs gehaald bij de stempelposten die tijdens de rit gesloten werden: ‘Hier stopt de rit – te gevaarlijk verder’.

Dit zal ongetwijfeld grote logistieke problemen hebben veroorzaakt bij het thuisfront dat ergens, vaak op meerdere plekken, langs de route stond met proviandering voor de rijders. Ook het vervoer per auto naar huis na afloop van de rit zal heel lastig, zo niet chaotisch, zijn geweest vanwege de verkeerschaos en de bar slechte weersomstandigheden. En de iPhone bestond toen nog niet.

De verkeerssituatie tijdens de Elfstedentocht

In de Nieuwe Eindhovense krant van 19 januari 1963 staat: ‘De 12de Elfstedentocht is de Friese verkeerspolitie volledig uit de hand gelopen. Dat hebben duizenden automobilisten gisteren van de vroege morgen tot de late avond op pijnlijke wijze ervaren. Op alle wegen aan of nabij de 200 km lange route, vormden zich talloze opstoppingen, die ongekende vormen aannamen. Op tientallen plaatsen konden automobilisten niet meer voor of achteruit.’

Van een soepele afvloeiing van het verkeer was na de middag dan ook geen sprake: langs de dijken vormden zich lange linten van honderden gestrande wagens en veel mensen die, al of niet beroepshalve, op weg waren naar de finish hadden voor een afstand van 15 km vier en een half uur nodig.

Dringend advies in stempelplaats Workum

In Workum was het de ochtend van 18 januari zo koud dat er maar weinig toeschouwers waren. Er hing, speciaal voor de gelegenheid, een spandoek boven de baan: ‘Welkom in Workum’. Hier kregen de toerrijders, na een lastig stuk over het IJsselmeer vanaf Hindeloopen en ook nog klúnen over de IJsselmeerdijk, in de loop van de ochtend bij de stempelpost het dringend advies aldaar het ijs te verlaten. Workum had namelijk een treinstation vanwaar men naar Leeuwarden kon rijden.

De wedstrijdrijders naderen vanaf Hindeloopen over het IJsselmeer Workum

Als men alsnog al schaatsend wilde doorrijden naar Bolsward, een heel zwaar traject met vier kluunplaatsen, zouden ze met de bus naar huis moeten want Bolsward kende geen treinverbinding. Eventueel konden ze dan nog verder schaatsen naar Harlingen of Franeker waar wel een station te vinden was. In Workum is trouwens ’s avonds nog uitgebreid met een auto op het ijs gezocht naar eventuele achterblijvers zoals dat ook elders gebeurde langs het parcours.

●● Terzijde Een paar dagen voor de Elfstedentocht was er een regenbui losgebarsten boven Workum. Er stond ongeveer een centimeter water op het ijs. ’s Nacht ontstond er een laagje ijs op dat regenwater. De volgende dag werd dat laagje ijs kapotgetrapt door de Workumse jeugd onder wie mijn vriend Douwe. Erg leuk om te doen vonden ze dat.

De verkruimelde ijslaag vroor echter weer vast over een lengte van zo’n honderd meter. De volgende dag moesten de wedstrijdrijders na de afstempeling over deze vastgevroren hobbelige ijsvloer rennen. Rennen was het, want schaatsen lukte niet meer.

Valpartij van Reinier Paping op de dijktrap bij Workum.

Volgens een ooggetuige kon Reinier Paping dat het beste: “Als een balletdanser vloog hij over het ijs”. De andere rijders moesten krabbelen. Volgens diezelfde ooggetuige zou Paping hier de basis voor zijn latere voorsprong hebben gelegd. Uiteraard met dank aan de jeugd van Workum! ●●

Jan Uitham: ‘Mijn grootste fout’

Maar de definitieve beslissing viel op het traject Bolsward – Harlingen vlak voor Witmarsum. Daar reden Reinier Paping, Jan Uitham en Jeen van den Berg samen op. Jan Uitham vertelde daarover later: ‘‘Paping moest plassen en vroeg ons te wachten. We lieten het tempo zakken, maar Reinier dacht kennelijk dat we hard doorreden. Toen hij terug kwam ging hij er gelijk vandoor. Ik ben nog achter hem aangegaan, maar Jeen riep steeds: ‘Laat hem. Het is nog te ver. We pakken hem wel weer.’ En Jeen had de tocht tenslotte al een keer gewonnen. Ik luisterde naar hem. Dat was mijn grootste fout in deze tocht.’’

Zeer slechte weersomstandigheden

Het vroor op dat moment 18 graden en het weer en het ijs werden steeds slechter en slechter. En ook stak er in de loop van de dag nog een stormachtige noordoostelijke wind op. Als gevolg daarvan gaven steeds meer schaatsers er de brui aan vanwege uitputting, bevriezingsverschijnselen of andere kwetsuren.

Langs het hele traject van 200 kilometer lag een dik pak sneeuw, waardoor de wind de bevroren stuifsneeuw de rijders vanaf Workum tot aan Dokkum volop in het gezicht blies. Daarnaast zat het ijs zat vol diepe scheuren die vaak niet zichtbaar waren door de stuifsneeuw die bleef liggen op het ijs. Jan Uitham zei hierover: ‘‘Er zaten verschrikkelijke stukken in de baan en soms waren die door de stuifsneeuw helemaal dicht gesneeuwd, maar opgeven was er niet bij.’’

Henk Ottema en de Elfstedentocht

Henk Ottema uit Tolbert was in 1963 van plan mee te doen met de toertocht samen met zijn vriend Piet van der Haak. Maar bij zijn zeer vroege aankomst in de vertrekhal (rond vier uur in de ochtend) bleek dat hij en zijn vriend met hun hoge startnummers pas in de loop van de ochtend mochten starten en daardoor in het donker zouden aankomen bij de finish. Daar hadden ze geen zin in.

Hij liet zich alsnog, samen met zijn vriend, inschrijven bij de wedstrijdrijders. Dat kon toen nog. Veel schaatservaring had hij niet maar als wielrenner beschikte hij over een goede conditie. Direct na de start vanaf half zes ’s ochtends, verdwenen de mannen met de grote namen in de duisternis. Maar voorbij Sneek had Ottema al een groot aantal van hen ingehaald. Het ging hem allemaal heel gemakkelijk af.

NB. Kort na de start raakte Ottema zijn metgezel al kwijt. Hij heeft hem die dag niet terug gezien. Later bleek dat vriend Piet bij Bartlehiem van het ijs was gehaald.

Op weg naar Franker kreeg Ottema vreselijke hongerklop. Hij had als toerrijder niet meer bij zich dan een broekzak vol rozijnen en een handvol noten. Bij ieder dorp ging hij daarom vooraan rijden en graaide naar alles wat er werd aangeboden. Hij gaf eerlijk toe dat hij ook spullen pakte die niet voor hem bestemd waren.

●● Ottema vertelde over het volgende voorval voorbij Franeker: ‘Ik sprintte weg en had al een beker soep op, toen de anderen aankwamen. Ik nam een tweede beker en daarna begon ik aan een derde. Een oud vrouwtje kwam naar mij toe. Ze legde een rimpelige hand op mijn arm en zei bijna huilend: ‘’Ach doe stumper, doe leave jonge, hjer hast doe ’n stuk worst van mij.’’ Nu ken ik het Fries niet zo best, maar dit verstond ik toch wel. Ik bedankte haar hartelijk en, na een kilometer omziende, zag ik haar nog staan wuiven! ●●

In Franeker hoorde Ottema de omroeper ‘27’ schreeuwen wat betekende dat hij op plaats 27 lag bij de wedstrijdrijders. In Dokkum was hij al opgeschoven naar plaats 17. Toen realiseerde hij zich dat hij wellicht bij de eerste tien kon eindigen. En dat lukte: op de Groote Wielen kwam hij uitgeput als vijfde over de streep, na de grote mannen Reinier Paping, Jan Uitham, Jeen van den Berg en Appie Weijs. Niemand kende hem: hij werd ‘de verrassing van de tocht’ genoemd.

Na de gezondheidscontrole, eten en enige rust meldde de jonge 19-jarige Henk Ottema zich ’s avonds voor de prijsuitreiking in Hotel ‘De Groene Weide’, het hoofdkwartier van de Elfstedenorganisatie. Op de trap werd hij tegengehouden door twee suppoosten. ‘Wat kom je doen?’ ‘Ik moet naar de prijsuitreiking, ik ben vijfde geworden.’ ‘Opdonderen! Daarvoor ben je te jong en te fit.’ Maar met behulp van een official werd hij alsnog binnengelaten.

Jan Uitham vol lof over Ottema

Jan Uitham sprak uitermate lovend over Henk Ottema in het Nieuwsblad van het Noorden: ‘’Ik heb, vanwege een inzinking, een poos alleen gereden tot ik gezelschap kreeg van Albert Bakker. We werden toen verrast door Henk Ottema, die rijder uit Tolbert. Wat reed die er ontzettend hard alleen vandoor! Ik heb groot respect voor die man uit Tolbert gekregen.’’

Ottema kreeg later het predicaat ‘De Held van Tolbert’. Hij had na de Elfstedentocht trouwens de smaak goed te pakken: hij zou in dat jaar nog drie van de dertien marathons op natuurijs winnen. De Elfstedentochten van 1985, 1986 en 1997 reed hij als toerrijder; alle drie in betere tijden dan in 1963.

Aankomst Reinier Paping in Dokkum.

Tocht uitgezonden op televisie en radio

De tocht werd uitgezonden op de TV (toen nog in zwart/wit) en ik kon ’s middags, na schooltijd, bij mijn oma thuis zien dat Reinier Paping winnaar werd in een tijd van 10 uur en 59 minuten met 22 minuten voorsprong op Jan Uitham (2e) die gevolgd werd door Jeen van der Berg (3e), Appie Weijs (4e), Henk Ottema (5e), Henk Arendz (6e), Max Uitham (7e), Aad de Koning (8e), Piet Venema (9e) en Fedde Veldstra (10e).

Radio en televisie gehele dag aanwezig

Radio en televisie waren, voor het eerst in de geschiedenis, de gehele dag aanwezig en zorgden voor nieuws over de Elfstedentocht. De radio begon haar uitzendingen al vanaf de start om 5.30 uur.

De televisie begon vanaf 11.30 uur met de uitzending. Daarvoor werden twee reportagewagens en vier filmploegen ingezet. De NTS (Nederlandse Televisie Stichting) had ze geplaatst in Bartlehiem en bij de finish op de Groote Wielen.

In Bartlehiem stond verslaggever Arie Kleywegt op het ijs met muts en microfoon. En daar kwam Reinier Paping aan. Kleywegt rende drie passen met hem mee en stelde in een volkomen witte omgeving, de beroemde vraag: ‘Gaat het goed?’ en Paping knikte. Dramatische beelden. Arie Kleywegt werd later ereburger van het dorp. Via straalverbindingen was men in staat heel Nederland, voor zover in bezit van een televisie, te laten kijken naar de Elfstedentocht. Er was ook een ploeg van de WDR (Duitse televisie) aanwezig.

Finish op de Groote Wielen

Het spandoek met ‘Finish’ kon, als gevolg van de sterke wind, niet op het meer met de naam Groote Wielen worden opgehangen, maar Reinier Paping had geen moeite uit te vinden waar hij moest zijn: hij reed recht in de armen van zijn wachtende vrouw Joke.

Reinier Paping vlak na de finish met broer Hans en vrouw Joke.

Ook drie broers van Paping hadden zich opgesteld bij de meet. Philip, Bonne en Richard (respectievelijk bezitters van drie, drie en twee Elfstedenkruisjes) waren bezig met de tocht als toerrijders. Ze reden richting Harlingen toen ze te horen kregen: ‘Reinier Paping heeft in Franeker een voorsprong van tien minuten!’

Ze bonden hun schaatsen af in Harlingen, huurden een auto en reden naar de finish. Zij wilden daar hun broer Reinier, als hij won, in hun armen sluiten.

Echtgenote Joke had samen met de vader van Paping naar de rit gekeken op de tv en hoorde de goede berichten. Joke stapte met schoonvader Hennie Paping in de auto. Ze waren, net als de broers, op tijd bij de finish. In hotel ‘De Groene Weide’ vierde de familie die avond, na de huldiging, in een afgezonderde kamer een groot feest.

Reinier Paping bij de finish op de Groote Wielen bij Leeuwarden.

Reinier Paping na aankomst opgevangen door uitzinnige mensenmassa.

Echtgenote wacht op aankomst Reinier

Joke Paping (toen 28 jaar oud) zei rillend in een kleurig windjack dat haar tegen de vlijmende kou op de Grote Wielen beschermde: “Hij zou en hij wilde bij de eersten behoren — daar is hij eigenlijk min of meer op gestart”. Vader Paping, meegekomen om zijn zoon te zien winnen, trots rondkijkend onder zijn zwarte bontmuts vandaan, loopt met heel kleine pasjes over het glasharde ijs van de finish om warm te blijven.

Af en toe kijkt hij naar de tienduizenden, die zijn gekomen om de glorieuze eindspurt van zijn zoon te zien. “Daar komt-ie!!” De kreet golft over de ijsvlakte. Joke is plotseling alle belangstelling rondom haar vergeten. Zij rekt zich uit in de menigte, zij buigt zich tussen de mensen door die glimlachend en welwillend plaatsmaken.

Achterom kijkend zegt zij: “Reinier is een schat”. En vader Paping voegt eraan toe: “En een goed sportleraar ook. Jammer dat een van zijn twee broers de tocht niet heeft kunnen volbrengen, anders hadden wij wel een mooie uitwisseling van verhalen gekregen vanavond”. Die uitvaller zal het nog wel eens moeten horen.

Rondom de jonge vrouw en de oude man klapt het geluid dicht. “Dag jongen”, zegt Joke, “Gefeliciteerd”. De zoen die daarop volgt is belangrijker dan de Koningin, de krans, het muziekkorps en de drukte.

‘Totale chaos’ bij finish Elfstedentocht 1963

De finish van de barre tocht ontaardde trouwens in een totale chaos waarbij het een wonder mag heten dat er geen ernstige ongelukken zijn gebeurd. Ter zake niet kundige burgemeesters en koningin Juliana (met dochter Beatrix) die ‘naar eigen goeddunken’ een helikopter op het ijs liet landen en de onverwachte verplaatsing van de finish naar de Groote Wielen waren daar de oorzaken van.

Uiterst penibele situatie

De landing ‘per wentelwiek’ van koningin Juliana en prinses Beatrix op de Groote Wielen, was de reden dat duizenden toeschouwers enthousiast het ijs op stroomden om de koninklijke bezoeksters te begroeten. Hierdoor ontstond een uiterst penibele situatie. Het ijs begon door het gewicht van die mensenmassa te golven en te knappen. Er werd (achteraf) gezegd dat het meer op die plek 5 tot 6 meter diep was.

Koningin Juliana en Prinses Beatrix bij de finish op de Groote Wielen.

In allerijl werden koningin en kroonprinses, voor hun eigen veiligheid, afgevoerd naar het Groote Wielen paviljoen. Daar vlakbij stond een tent voor de opvang van de rijders bij aankomst. Hier werd o.a. de eerste gezondheidscontrole uitgevoerd en eventueel hulp geboden als dat nodig was.

Ook Reinier Paping werd naar een hele korte huldiging op het ijs naar deze tent gebracht. Hij lag daar dampend op een brancard, terwijl prinses Beatrix en koningin Juliana hem uitvoerig feliciteerden met zijn fantastische overwinning. Elfstedenarts Wiemer zei hierover: ‘‘Toen wij Paping uit de verijsde kleding hadden gepeld, stond daar een sportman in puike conditie, die prinses Beatrix nog heel goed te woord kon staan.’’ Het schijnt dat Beatrix in deze tent uitriep: ‘’Oh, mijnheer Paping! Ik heb toch zo’n bewondering voor u!’’ Wat Paping toen antwoordde is helaas niet bekend.

Ook prins Bernhard was in Friesland

Het Algemeen Dagblad van 18 januari meldde: “De Elfstedentocht ondervindt ook koninklijke belangstelling. Prins Bernhard is vanmorgen, na een linktrainer-oefening op Schiphol, naar het ‘hoge noorden’ gereisd om de prestaties van de rijders van dichtbij te kunnen gadeslaan”.

Hij maakte de tocht met een helikopter van de Koninklijke Landmacht in gezelschap van zijn luchtmacht adjudant. De helikopter landde om 11.45 uur op vliegbasis Leeuwarden. Vandaar vloog de hij met datzelfde toestel boven gedeelten van de route om daar eigenhandig filmopnamen te maken.

Drie dagen later meldde het Nieuwsblad van het Noorden: ‘’In Franeker stond cameraman Pim Korver langs de kant van de baan te filmen voor de NTS toen hij een helikopter zag landen. Hij rende er over sneeuw en ijs naar toe, net op tijd om prins Bernhard weer in het toestel te zien stappen.

‘’Koninklijke Hoogheid, wilt u even wachten?’’ stootte Pim Korver buiten adem uit en verzocht de prins om nog even met de filmcamera in de hand te poseren, wat hij welwillend deed. De prins zag dat Pim Korver zijn camera met blote handen vasthield en bood hem zijn eigen bonthandschoenen aan omdat hij dacht dat Korver zijn handschoenen had verloren. Korver weigerde onder dankzegging, zeer beleefd, zeggende dat hij het liefst met blote handen werkte.’’

Koningin Juliana deed koerierswerk

Daarna reed Pim Korver per auto naar de finish en kwam net op tijd om de aankomst van koningin Juliana en prinses Beatrix te filmen. De film moesten daarna nog naar Hilversum worden gebracht voor de avonduitzending maar dat was onmogelijk door het slechte weer en de verkeerschaos. Via de commandant van de vliegbasis Leeuwarden verzocht Korver de koningin de film mee te nemen. Hare Majesteit stemde meteen toe. Prinses Beatrix hoorde ervan en zei: ‘Wat enig!’

Op het laatste moment dreigde dit toch nog in het honderd te lopen want de koningin zou oorspronkelijk per helikopter naar Soestdijk vliegen, maar door de late aankomst van Paping werd die tocht twijfelachtig. Toch wilde zij niet weggaan eer zij de winnaar had zien aankomen en had gefeliciteerd.

Toen werd besloten dat zij per helikopter naar Leeuwarden zou vliegen en vandaar per Fokker Friendship naar vliegbasis Soesterberg. En daar stond een NTS-koerier klaar om het materiaal op te halen. Diezelfde avond nog werd een gedeelte van de opnamen uitgezonden dankzij koningin Juliana; de volgende avond volgde de rest.

Het had heel slecht kunnen aflopen

Eén van de direct betrokken functionarissen vertelde later over de chaotische aankomst: ‘’Het had op de Groote Wielen heel slecht kunnen aflopen met de toegestroomde massa en dan waren er misschien honderden mensen verzopen en hadden we nooit meer een Elfstedentocht gehad.’’

Meer over deze chaos is te lezen in het zeer interessante artikel:
De Elfstedentocht van 1963 ontsnapte aan een enorme ramp.

Het leidde er uiteindelijk toe dat de finish bij latere Elfstedentochten werd verlegd naar de Bonkervaart en dat de rayonhoofden van de ‘Vereniging de Friesche Elf Steden’ de verantwoordelijkheid over het ijsgebruik kregen toegewezen. De burgemeesters van de gemeentes langs de route werden daarna verantwoordelijk gehouden voor de handhaving van de orde tijdens de ritten.

Jan Uitham en Jeen van den Berg

In het Algemeen Dagblad stond een artikel over een dolgelukkige Jan Uitham kort na afloop van de rit. Hij zat onderuitgezakt in een stoel bij te komen van de barre en vermoeiende tocht: ‘’breed en groot, één brok rust en zelfverzekerdheid’’.

Hij vertelde zijn belevenissen aan zijn vrouw Lidy en dochter Greetje, aan bekenden en plaatsgenoten, die hem geluk kwamen wensen met zijn tweede plaats, bevochten in een heroïsch gevecht met Jeen van den Berg, de winnaar van 1954. Samen vochten ze tegen de kou en de mist in de donkere ochtenduren waardoor de rijders als sneeuwpoppen door het Friese winterlandschap reden. Later vochten ze samen tegen vermoeidheid, vastgevroren sneeuw en het slechte ijs.

In de eindfase van de strijd zeiden ze tegen elkaar, dat het bij een dergelijke strijd geoorloofd zou moeten zijn elkaar te steunen en samen door de finish te gaan. Maar daar wilde Uitham niet aan denken: ‘Vooruit, wij hebben gelijke kansen, de beste man gaat eerder door de finish.’

Zijn betoogtrant is laconiek, rustig en overtuigend in zijn eenvoud. Zijn vrouw, klein en nietig, grijpt zijn hand terwijl hij vertelt hoe alles is gegaan. Dat hij zich eerder in de kopgroep, ondanks een val waarbij zijn kin werd beschadigd, wist te handhaven en door zijn enorme lichaamskracht overeind bleef in deze slijtageslag.

En hoe hij later, na Workum, de vlucht meemaakte van Paping, die op een slecht gedeelte een gat sloeg van tachtig meter. Hij vertelde over de ernstige inzinking van Jeen van den Berg, die ondanks een behoorlijke achterstand toch weer aansluiting kreeg en over de krachtproef tussen hem en de onderwijzer uit Heerenveen, waarbij hij, als lichamelijk sterkere, de triomf van de tweede plaats behaalde, daarbij zijn eigen grote kunnen bagatelliserend.

●● Terzijde In juni 2009 werd Jan Uitham bij de presentatie van het boek ‘Jan Uitham – Tjonge, wat een kerel’ benoemd tot lid in de Orde van Oranje-Nassau. In datzelfde jaar fietste hij de Alpe d’Huez op. Hij was toen 84 jaar ●●

Jeen van den Berg kreeg oogproblemen

Pas veel later vertelde Jan Uitham dat hij voorbij Dokkum Jeen van den Berg had opgepikt. Die was gevallen en kon zich niet meer kon oriënteren vanwege bevroren oogleden. Met handoplegging achter Uitham rijdend, heeft Van den Berg de finish bereikt. Maar Jeen moest het laatste gedeelte van de rit wel zelfstandig uitrijden, had Uitham hem van tevoren gezegd, anders zouden ze allebei gediskwalificeerd worden.

Jeen van den Berg finish 1963.

Zelf vertelde Van den Berg dat hij vanaf Dokkum, toen hij alleen met Uitham overbleef, zich aan de Groninger had ‘vastgeklampt’: ‘ledere keer als ik viel, bleef Uitham op mij wachten en nam mij opnieuw met zich mee. Alleen in de eindfase nam hij de benen. Ik leek in die laatste honderden meters wel een blinde. Ik viel twee keer, werd doornat en was heel gelukkig dat ik de finish haalde. Jan Uitham is een ware kameraad geweest en ik gun hem van harte die tweede plaats. Zonder hem was ik nergens geweest’, aldus Jeen van den Berg, die de zege van Paping eveneens volkomen verdiend noemde.

‘Zo’n pracht van een sportieve kerel’

Een dag later uitte Van den Berg in het Nieuwsblad van het Noorden nogmaals zijn grote waardering voor Uitham: ‘Zo’n sterke rijder en zo’n pracht van een sportieve kerel heb ik nog nooit gezien’.

Twijfel over Paping als winnaar

Maar diezelfde Jeen van den Berg zorgde nog voor enige consternatie bij de finish. In Dokkum had hij tegen de officials bij de stempelpost geroepen: ‘Weten jullie dat Paping voorrijders heeft?’

Al eerder op de middag namelijk, was ver voor Berlikum een aantal jongens met Paping mee gereden totdat ze in het dorp door plaatsgenoten werden tegengehouden. Eén van jongens zou daarbij als windvanger voorop hebben gereden. Dat gebeurde onderweg wel vaker maar de rijders hadden daar meestal meer last dan voordeel van.

Maar nog voordat Van den Berg in Dokkum zijn beschuldigende woorden uitte, waren er bij de Dokkumer Elfstedencommissie al twee telefonische meldingen binnengekomen van ‘geheime’ controleurs langs de route, die zijn woorden bevestigden. Dit alles werd vanuit Dokkum aan het hoofdbestuur in Leeuwarden doorgegeven.

‘Dat zal tegen zijn eigen wil zijn geweest’

Het protest werd (op voorstel van de wedstrijdleiding) door het bestuur van de Friese Elfsteden Vereniging terzijde gelegd. Wedstrijdleider J. de Jong zei daarbij: ‘Misschien is Paping door de hulpvaardigheid in het Friese land wel wat geholpen al zal dat tegen zijn eigen wil zijn geweest. Maar de wijze waarop Paping heeft gereden en gewonnen heeft ons doen besluiten hem definitief tot winnaar uit te roepen’.

Toch was er direct na de finish, nadat Uitham en Van den Berg binnenkwamen, nog overleg met hen geweest met daarbij de vraag of ze eventueel alsnog bezwaar zouden aantekenen tegen de overwinning van Paping.

‘’Ik heb alleen maar bewondering voor de prestatie van Reinier en gun hem de overwinning als geen ander’’, liet Jeen van den Berg toen weten. En Jan Uitham zei heel genereus: ‘’Voor mijn gevoel is er maar één winnaar en dat is Reinier Paping’’. En Paping zelf had bij navraag gezegd: ‘’Ik kon die jongens toch niet van mij afslaan?’’ Hierna kon de huldiging in Hotel De Groene Weiden beginnen.

Naschrift

Jeen van den Berg overleed in 2014 op 86-jarige leeftijd.
Jan Uitham overleed in april 2019 op 94-jarige leeftijd.
Zijn broer Max overleed een jaar later op 88-jarige leeftijd.
Reinier Paping overleed in 2021 op 90-jarige leeftijd.

●H10 – De laatste uren van de Elfstedentocht

Een gewonde rijder wordt door de EHBO van het ijs getild

Van de duizendkoppige menigte van gistermiddag bij de finish op de Groote Wielen was maar een handjevol mensen overgebleven. Maar die er waren staken hun handen uit de mouwen. Hier wordt wedstrijdrijder Wiebe Wynia uit Uitwellingerga door behulpzame handen naar de EHBO-post gedragen.

De laatste wedstrijdrijders, die binnen de gestelde tijd van twee uur na de winnaar binnenkwamen, waren Tj. Zwaan uit Venhuizen en C. Meester uit Ursum. Eén minuut voor de sluiting kwamen zij binnen, respectievelijk als 56ste en 57ste. Van de duizenden toeschouwers die ’s middags aanwezig waren, waren op de Groote Wielen slechts een paar overgebleven om getuige te zijn van deze gebeurtenis.

Na hen kwamen in de loop van de avond nog 51 wedstrijdrijders binnen wankelen. ‘Krijgen we nog een kruisje? Zijn we nog op tijd?’ Ze waren niet meer op tijd dus kregen ze géén kruisje. Dat zij, door juist déze tocht uit te rijden, een prestatie van formaat hadden geleverd, woog niet op tegen de diepe teleurstelling dat ze niet dat felbegeerde kruisje kregen. Een stukje metaal van misschien nog geen kwartje. Maar ook een stukje metaal dat met geen goud te betalen is. [●●NB. Kort geleden (oktober 2023) werd op Marktplaats een Elfstedenkruisje aangeboden: de biedprijs liep op tot 700 euro!]

Een heel zwaar laatste gedeelte

Die enorme teleurstelling kregen zij te verwerken na een onvoorstelbaar zwaar gedeelte in de tocht. Dat was van Oudkerk naar de Groote Wielen rijdend over de Murk, een 11 kilometer lang vaartje tot bijna aan de finish.
Door de steeds krachtiger wordende wind vanaf zeven uur ’s avonds was er nergens tussen Oudkerk en de Hoge Brug nog ijs te zien; de sneeuw had de baan nagenoeg onzichtbaar gemaakt. Een paar uren later lag de sneeuw meer dan veertig centimeter hoog en was er helemaal geen baan meer te herkennen.
Tientallen rijders hebben de laatste twaalf kilometer in het aardedonker moeten doorploegen. Strompelend, omdat er geen baan was om over te rijden en geen pad om over te lopen. En daarom was het dus heel goed mogelijk dat er nog rijders onderweg waren die niet of nauwelijks meer in staat waren de finish te bereiken.

Je kunt ze toch niet laten creperen?

De helpers bij de Groote Wielen konden niet langer werkloos aanzien: ‘Ze creperen daar nog, als we er niks aan doen’. De zaterdagmiddagvoetballer Jelle Spandauw was al richting Oudkerk gegaan en wist vijf ronddolende rijders naar de finish te loodsen. En Jan Kok stapte op zijn bromfiets, reed over het ijs naar de splitsing van het vaartje de Murk en de Wielshals om de rietkragen te controleren.
De jonge confectiefabrikant De Boer was één van mensen, die met de auto dezelfde kant uitging om zo rijders de weg te wijzen en hen bij te lichten op de laatste honderden meters. En de student Gerrit de Jong, staande op lage schoenen, wees de binnenkomende rijders de juiste richting.

Om goed elf uur ’s avonds ging voor het laatst een groepje helpers langs de Murk in de richting Oudkerk. De auto bleef met de lampen aan op de hoek van de Murk en de Wielshals staan. De Murk was toen al volstrekt onbegaanbaar.

Het ging daarna pal tegen de noordoosterwind in, glijdend langs het dijkje aan de oostkant. Klimmend over het ene hek na het andere. Eindelijk, heel in de verte, een lichtje. Dat zakte weg… kwam weer tevoorschijn… kwam dichterbij… Het bleken de vier laatste toerrijders te zijn. Ze werden opgevangen en met het licht van de auto, die voor hen uitreed, naar de finish geleid.

Later surveilleerde men nog eens langs het Murk-dijkje. Kwart voor twaalf: een lichtje. Weer één of meer rijders? Nee, dat waren mannen uit Giekerk die de baan gecontroleerd hadden. De laatste rijders moesten toen echt wel binnen zijn.

Ooggetuige verslag van nachtwerk EHBO

’t Gaat wel een beetje pijn doen, hoor’, zegt een EHBO-er tegen een wedstrijdrijder, die doodmoe en totaal verkleumd, met een paar vrienden het botenhuis bij de finish op de Groote Wielen is binnengestrompeld. Hier was een EHBO-post ingericht.

Twee mannen masseren zijn voeten. ‘Warm werk, meneer’, zegt de EHBO-er, ‘Net als roomkloppen’. ‘Probeert u uw tenen eens te bewegen! Voelt u deze?’ Er wordt even flink in de kleine teen geknepen. ‘Welke’, vraagt de patiënt, want gevoel zat er niet meer in.

Langzamerhand komt er weer een beetje leven in de man die bij binnenkomst uitgeblust op een klapstoeltje neerzonk.

En de zuster noteert alweer. Achter elk nummer staat wat er aan mankeert: bevroren hoornvliezen, flauwte, spierverrekking, blaren, kneuzingen, sneeuwblindheid, bevroren tenen, oververmoeidheid…

‘Blijf jij even bij deze man staan!’ ‘Hier zijn twee dekens nodig.’ ‘Is hier ook een meneer Timmermans?’ ‘Wie hier niets te maken heeft, moet er uit gaan’. Elfstedendokter Wiemer blijft rustig onder alle drukte. ‘We gaan de goede kant uit’, zegt hij tegen één van de mannen op een brancard.

Rijen straalkacheltjes moeten het botenhuis aan de Groote Wielen verwarmen. Eén van de mannen, die schijnbaar behoorlijk fit binnenkwam, ligt na vijf minuten te klappertanden. ‘Maar weer eens even proberen, meester’. En er wordt weer geprobeerd wat beweging in zijn benen te brengen.

Iedereen is druk bezig: EHBO’ers, mensen van het Rode Kruis, de knippers van de stempelkaarten, want ook de formaliteiten moeten worden afgewikkeld. Een meisje komt voortdurend binnen met een serveerblad vol warme koppen koffie.

Enkele patiënten zijn met de ambulance naar een ziekenhuis gebracht. Bijna iedereen heeft wel iets opgelopen, maar in de regel niet van ernstige aard. ‘Deze meneer moet op een brancard’, roept een vrouw, die een man bijna van zijn stoel ziet glijden. ‘Is Zijlstra hier ook?’ Niemand geeft antwoord.

‘Dokter, wilt u even naar dit been kijken?’ ‘Niet in slaap vallen, kerel!’ Om tien minuten over elf komen nog vier man binnen. Ze worden gedeeltelijk uitgekleed, de schaatsen worden losgeknipt. ‘Alleen omdat ze tegen me gezegd hadden: dat haal je nooit, daarom heb ik het gehaald’, zegt een 24-jarige firmant van een loonbedrijf uit Rotterdam. ‘En ik had dit jaar maar één tocht gereden van ongeveer veertig kilometer’.

‘Wie klaar is, kan met de bus naar Leeuwarden gaan’, wordt omgeroepen. Een vader zoekt naar zijn zoon. In Leeuwarden was hij niet te vinden. Misschien is hij nog onderweg? Om twintig voor twaalf komen nogmaals vier mannen binnen, onder wie een wedstrijdrijder. Ze worden buiten met gejuich ontvangen. Ze hebben gedeeltelijk over land gelopen. Schaatsen aan de voeten. Te moe om ze af te binden. Dorstig plukt een van de gewonden sneeuw van zijn broekspijp en steekt het in zijn mond. En de zusters schrijven maar weer: bevroren hoornvliezen, bevroren tenen…..

Om vijf minuten voor twaalf komt iemand vertellen, dat de baan voor de laatste maal geveegd wordt om te zoeken naar achterblijvers. Twee agenten op een motorzijspan trekken er nog eens op uit. Gelukkig blijkt de baan helemaal schoon.

Dokter Wiemer kan zijn spullen inpakken.
De dag van de Elfstedentocht 1963 is voorbij.

●H11 – Gebeurtenissen na de Elfstedentocht 1963

Voor het eerst sluikreclame op de televisie

De finish van de Elfstedentocht 1963 heb ik om half vijf ‘s middags bij mijn oma thuis gezien. Zij had een (zwart-wit) tv; wij hadden thuis geen tv. Ik herinner me dat er iemand te midden van de toeschouwers bij de finish stond, die een groot rond bord aan een lat of bezemsteel omhoog stak met daarop het woord ‘Glyzerona’, [tegenwoordig Glycerona]. Mogelijk liepen er zelfs meerdere mensen rond met zo’n bord. De camera werd heel erg snel weggedraaid want men was bij de Nederlandse tv van toen ziekelijk-hyper-allergisch voor reclame.

Er werd hier dus voor het eerst (illegale) tv-reclame gemaakt voor spul dat mijn moeder uit een blikje op haar handen smeerde nadat ze de wekelijkse was had gedaan. Het merk bestaat nog steeds en wordt tegenwoordig omschreven als ‘een effectieve en aantrekkelijke hygiënische handgel’.

Glyzerona sluikreclame bij de finish Elfstedentocht 1963.

Glyzerona sluikreclame bij de finish Elfstedentocht 1963. Te lezen zijn de letters RON uit de naam Glyzerona. Het onderschrift in de krant luidt: ‘Hier ziet men de vermoeide, maar overgelukkige winnaar met rechts zijn vrouw en links één van zijn broers. Brutale reclamemannen maakten van de gelegenheid gebruik, een nummertje commerciële televisie weg te geven.’

Ik heb de afgelopen 60 jaren meerdere keren her en der gevraagd of er iemand was die dat ook had gezien. Maar ik kreeg nooit een bevestigend antwoord. Kort geleden ontdekte ik via de digitale krantenbank van de Koninklijke Bibliotheek een krantenartikel waarin mijn waarneming werd bevestigd. Toch leuk na zestig jaar!

‘Brutale reclamemannen – kakkerlakken’

Enig zoekwerk leverde nog meer op. De Leeuwarder Courant meldt een dag na de tocht het volgende: “Op het ogenblik, dat gejuich de winnaar aankondigde, wipten als kakkerlakken twee lenige heren over de afzetting en drongen zich tussen degenen die Paping onstuimig verwelkomden. Daarbij hieven zij twee ronde schilden omhoog met een aanbeveling voor hun drogisterijproduct en zij verdedigden deze attributen fel toen zij er mee in de woelige mensenkluwen terechtkwamen.

Advertentie van Glyzerona verwijzend naar de Elfstedentocht

Advertentie van Glyzerona verwijzend naar de Elfstedentocht. Of Reinier Paping hiervoor ook een vergoeding heeft ontvangen is niet bekend.

“Niemand van de ordebewakers dacht er aan deze brutalen, die zo niet de halve wereld dan toch het hele ijs hadden, naar hun legitimatie te vragen! Elders (in Bartlehiem bijvoorbeeld) posteerden zich ook al collega’s van hen zodanig op het ijs, dat zij wel in het tv-beeld moesten komen. Zij hadden nergens anders oog voor.”

Reinier Paping en Brinta pap

Eén van de vragen die Reinier Paping kreeg, direct na afloop van de helse rit: ‘Wat heeft u vanmorgen gegeten?’ Paping antwoordde: ‘Och, wat lichte kost. Een bord Brinta’. En voor onderweg had hij een zakje studentenhaver, een reep chocolade en een metworst meegenomen. Ook Harm Ottema bleek ’s ochtends twee borden Brinta te hebben genuttigd. En veel later werd bekend dat ook Jan Uitham van tevoren Brinta had gegeten: ‘Een bord met Brinta zo dik al beton’.

Deze reclame voor Brinta verscheen op 22 januari 1963 in meerdere krantenedities.

Deze reclame voor Brinta verscheen op 22 januari 1963 in meerdere krantenedities.

De mannen verkeerden trouwens in goed gezelschap. De eerst aankomende vrouw in de Elfstedentocht van 1947 was Wopkje Kooistra (later Hutting-Kooistra). Zij volbracht, zo vertelde ze, de tocht op basis van ‘een groot bord havermout en een paar broodjes kaas in de jas’.

Dankbetuiging in de Leeuwarder Courant van 30 januari 1963.

Er werd toen gezegd dat Paping, naar aanleiding van zijn uitspraak over dat bord Brinta, een bedrag van 500 gulden kreeg van de Brinta fabrikant en daarnaast, jawel, ook nog een aansteker en een föhn voor zijn echtgenote. ‘Twee scheten en een knikker’, noemde zijn vrouw Joke dit later. Paping kreeg nog wel een felicitatie Brinta-advertentie aangeboden toen hij 85 jaar werd.

Die zilveren sigarettendoos en de aansteker van Brinta kwamen overigens wel van pas: Reinier Paping bekende terloops in een krantenartikel dat hij ‘iedere dag voor de gezelligheid een… half sigaartje rookt’. [Bron: Leidsch Nieuwsblad 22 januari 1963]

●● Toelichting Het is niet erg waarschijnlijk dat Paping zelf luidruchtig te koop liep met dat 500 gulden contract. Hij was ongetwijfeld goed op de hoogte van de problemen die zouden ontstaan over zijn amateurstatus als dit officieel bekend zou worden. Ik vermoed dan ook dat het hier een gerucht betrof dat in de kranten terechtkwam. Ook de KNSB stelde over dat Brinta-contract geen onderzoek in. Dat gebeurde wel degelijk bij de reclame voor het automerk DAF die Paping gemaakt zou hebben (zie hieronder). ●●

Ottema, Paping en Brinta pap

Henk Ottema vertelde kort geleden nog in het Dagblad van het Noorden: ‘Mijn ontbijt leverde geld op. Omdat brood er om half vier ’s morgens niet inging, kreeg ik in plaats daarvan, twee borden Brinta voorgeschoteld. ’s Avonds op mijn logeeradres bij mijn gastgezin vertelde ik dat desgevraagd aan zijn buurman. Die belde meteen met de Aardappelmeelfabriek in Foxhol waar dat spul werd gemaakt en de volgende dag stonden hun reclamemensen voor de deur.

Het resultaat was dat er daarna Brinta-advertenties in de kranten kwamen met de slagzin: ‘Niemand de deur uit zonder Brinta-ontbijt’ waarin onze namen werden vermeld met een foto van Paping. Waren die lui rechtstreeks naar Paping gegaan en hadden hem ook Brinta laten eten!’

Ottema vertelde ook: ‘Gelukkig was de betaling in overeenstemming [met de uitslag]. Hij kreeg precies vijf keer [500 gulden] zo veel als ik [100 gulden]. Dat heb ik hem namelijk expliciet gevraagd op de Elfsteden-reünie op 18 januari 2008. En ik vroeg toen ook aan Paping: ‘Zeg eens eerlijk, heb jij voor de tocht ook écht Brinta gegeten?’ Paping grijnsde toen veelzeggend. Die vijfde plaats leverde me achteraf ook nog 500 gulden op van V&D in Nijmegen, want daar voerden ze een z.g. Vijf-actie, wat mij niet slecht uitkwam.’’

Liever een auto voor Reinier

Naar verluidt wilde de vader van Reinier Paping liever een auto voor zijn zoon maar dat werd de Brinta-directie toch echt te gortig. Verder kreeg Paping nog spontaan 10 gulden van een onbekende en ontving hij twee jaarabonnementen voor de ijsbaan in Deventer en een zilveren sigarettendoos. Ook de burgemeester van Zwolle verscheen ten tonele met felicitaties, een enveloppe met inhoud èn een toezegging voor betere huisvesting want het gezin Paping woonde in die periode tijdelijk in een vakantiebungalow wachtend op een woning.

Pilletjes tijdens de Elfstedentocht?

In een uitzending van ‘Andere Tijden Sport’ te zien op een YouTube filmpje wordt een heikel onderwerp ter sprake gebracht. Vanaf speeltijd minuut 23 spreekt Jeen van den Berg zijn argwaan uit over het feit dat metgezel Anton Verhoeven in de kopgroep het tempo niet meer kon volgen en daarna volledig was ingestort.

Hij zou, volgens Jeen van den Berg, wellicht ‘pilletjes’ hebben gebruikt die hij mogelijk had gekregen van Belgische wielrenners. Verhoeven had die pilletjes tijdens de rit zelfs aangeboden aan Van den Berg met als motivatie: ‘Ik word daar sterk van’. Maar Jeen had het aanbod afgeslagen – hij vreesde de gevolgen hiervan voor het lichaam.

Jan Uitham is in deze film terughoudender, maar acht het niet uitgesloten. Hij liet in een artikel in het Nieuwsblad van het Noorden weten: ‘We kregen zelfs Anton Verhoeven te pakken, die was gevallen en er langs de kant miserabel bijstond’.
In het boek ‘Elfstedentocht 1963’ van Johannes Lolkama wordt verteld dat Verhoeven last kreeg ‘van zijn bevroren ogen’. Elders wordt ‘sneeuwblindheid’ genoemd als reden.

Dit bovengenoemde YouTube filmpje duurt 40 minuten. De Elfstedentocht wordt op een geweldige manier in beeld gebracht. Wel even geduld oefenen bij het inladen van de film.

Volgens schaatshistoricus Marnix Koolhaas ging het met grote zekerheid om amfetamine. Hij memoreerde ‘dat Ton van Helden, een Brabantse marathonrijder zich herinnerde dat hij wel eens bij Verhoeven thuis op de boerderij kwam en daar een gehele apotheek aantrof. Ook andere oud-rijders bevestigen dat Verhoeven er een huisapotheek op nahield’. [Bron: Sportgeschiedenis.nl]

Elfstedenarts C.A. Wiemer uit Leeuwarden zei in een artikel in Het Parool in januari 1993 (dus 30 jaar later): ‘Nooit in mijn lange carrière als arts bij grote evenementen heb ik iemand gezien, die zo ‘total loss’ was als Anton Verhoeven, de nummer 21 van deze Elfstedentocht. We zijn meer dan anderhalf uur bezig geweest om deze volkomen onderkoelde man, die overdekt was met schaaf- en snijwonden, weer een beetje op temperatuur te brengen. Een schril contrast met Paping, want toen wij die uit zijn verijsde kleding hadden gepeld, stond daar een sportman in puike conditie, die prinses Beatrix nog heel goed te woord kon staan.’

In een interview in het Brabants Dagblad van 1 februari 2019 vertelde Mario, de zoon van Anton Verhoeven: ‘Al snel verloor hij bij een valpartij zijn bril en handschoenen en in de laatste 15 kilometer raakte hij sneeuwblind. Hij kwam als 21ste over de meet, met een bevroren voet. Na afloop zat hij in een hotel urenlang bewegingsloos op een stoel onder een warme douche. Hij is toen te diep gegaan, zijn lichaam heeft er een flinke klap door gekregen. In 1964 heeft hij nog een paar wedstrijden gereden, maar het was op.’ Anton Verhoeven overleed in 1978 – hij werd 58 jaar oud.

Paping gediskwalificeerd als amateur

Er werd in die tijd zeer strikt de hand gehouden aan de amateurstatus van Nederlandse sporters. Toen Paping het jaar na zijn overwinning optrad bij een reclame voor DAF, werd hij begin december 1964 door de KNSB (Koninklijke Nederlandse Schaatsenrijders Bond) gediskwalificeerd gedurende het onderzoek naar overtreding van de amateurregels. Een diskwalificatie hield in dat Paping nooit meer mocht deelnemen aan de (amateur)wedstrijden van de KNSB.

DAF advertentie in Twensch dagblad Tubantia van 25-01-1964

DAF advertentie in dagblad Tubantia van 25-1-1964

Secretaris J.B. Talsma van de KNSB was zo vriendelijk om voor de duidelijkheid nog even een korte toelichting te geven: ‘Reinier Paping is niet geschorst maar gediskwalificeerd als amateur. Een dergelijke straf geldt voor het hele leven’.
De KNSB deelde desgevraagd nog mee, dat Paping wel een verzoek bij de Bond mocht indienen om weer als amateur beschouwd te worden. Een diskwalificatie verbood Paping overigens niet om weer aan een eventuele Elfstedentocht deel te nemen omdat deze tocht niet onder het toezicht van de KNSB viel.

Er verschenen trouwens meer advertenties in de kranten. Of Reinier Paping hiervoor een vergoeding kreeg is niet bekend. Hieronder een afbeelding:

Advertentie in de Leeuwarder Courant op 19-01-1963

Paping protesteert tegen diskwalificatie

Reinier Paping liet weten dat hij voor zijn activiteiten geen geld in ontvangst had genomen. En hij zei daarbij ook dat meerdere ‘schaatsenrijders van formaat’ in de loop der jaren op reclamegebied iets hadden gedaan: “Ik denk bijvoorbeeld aan de tijd van Kees Broekman en aan Henk van der Grift. Zij zijn meerdere keren via advertenties in de publiciteit is geweest, met bepaalde merken schaatsen.

Laat het dagelijks bestuur van de KNSB, waarvan ik de brief kreeg, ook maar eens een kijkje gaan nemen op de Deventer kunstijsbaan of op de Amsterdamse Jaap Edenbaan. Men kan daar tal van schaatskanjers zien rijden in truien met reclameopschriften.”

Paping bleek toch een echte amateur

Halverwege december 1964 bleek Reinier Paping toch een oprechte amateur te zijn. Een Commissie van Onderzoek van het gewest Overijsel van de KNSB liet het Hoofdbestuur weten dat hij ten onrechte beschuldigd was van ‘inbreuk te hebben gemaakt op de amateurbepalingen door medewerking te verlenen aan reclame voor een bepaald automerk’. Het hoofdbestuur van de KNSB liet de ‘Elfstedenbedwinger’ weten dat de diskwalificatie werd opgeheven. Paping kon zodoende kort na deze bekendmaking, alsnog deelnemen aan de provinciale Overijsselse kampioenschappen lange baan die georganiseerd werden door de KNSB.

Een opmerking van Paping in 1997

Vele jaren later, op 4 januari 1997, troffen drie winnaars van de Elfstedentocht elkaar in Bartlehiem: Jeen van den Berg (1954), Reinier Paping (1963) en Evert van Benthem (1985 en 1986). Ze hadden samen geposeerd voor een foto bij een botermerkreclame. Ze spraken daarna in het café, in het bijzijn van een verslaggever, over de voordelen die verbonden waren aan het winnen van de Elfstedentocht en hoe dat hun leven had veranderd.

Jeen van den Berg vertelde: ‘Bij mij is er eigenlijk maar één ding veranderd: ik krijg sinds die tijd bij de firma Haverkort mijn Viking­schaatsen gratis.’ En Evert van Benthem voelde zich na zijn twee overwinningen ‘publiek bezit’ waar hij een hekel aan had. Toch had hij het voor geen goud willen missen, ook al had hij de gouden bergen, die hem elf jaar geleden waren voorspeld, nooit gezien. ‘Ik sta nog steeds in de stront’, meldde boer Evert. Hij had dan weliswaar een kaaswinkel bij zijn boerderij gekregen, maar daar had hij zelf keihard voor gewerkt.

In het blad Amigoe (25/2/1986) liet Evert echter weten: “Ik heb veel uitnodigingen aangenomen, leuke herinneringen overgehouden en ook wel wat verdiend, al ben ik er niet rijk van geworden. Dat geeft niet. Ik heb me door alles misschien niet zo goed voorbereid op de wedstrijden voor de KNSB-beker, maar mijn bedrijf heb ik niet verwaarloosd.”

Reinier Paping vertelde daarna dat de commercie in 1963 nog niet veel voorstelde. ‘Ik mocht op de foto met een DAF. Daar kreeg ik vijfhonderd gulden voor’. En voor Brinta heb ik wat reclame gemaakt: ‘Eet een bordje Brinta’ heb ik toen voor de televisie gezegd. Dat sloeg wel aan, maar als ik de bedragen van toen vergelijk met die van nu, tjonge tjonge. Wat een stumperds waren we. Maar ja, toen kostten Viking schaatsen 96 gulden en nu 525 gulden’.

●● Terzijde Het is heel goed mogelijk dat Reinier Paping de waarheid sprak en dat hij voor zijn DAF-activiteiten geen geld in ontvangst had genomen. Het maken van reclame voor de DAF auto kan toch ‘een vriendendienst’ zijn geweest? Lokale ondernemers onder elkaar?

En het is eveneens goed mogelijk dat Paping, nadat hij in ere was hersteld, enige tijd later een (anonieme) enveloppe in de brievenbus vond met een contant bedrag van 500 gulden. Wellicht is dat bij het Brinta-contract van 500 gulden ook gebeurd. Het gedoe met enveloppen was gebruikelijk in die tijd. Paping kreeg toch immers ook openlijk een enveloppe met inhoud van de burgemeester van Zwolle? Het is zelfs gebruikelijk tot op de dag van vandaag. Heb ik me laten vertellen. ●●

Een paar vragen

Zouden de toenmalige Bobo’s bij de KNSB het werkelijk hebben aangedurfd de grote Volksheld Reinier Paping, de eerste Bekende Nederlander in Nederland, te diskwalificeren om daarna de hevige toorn van het ganse Nederlandse Volk over zich heen krijgen? Met het risico dat er misschien, voor het eerst sinds de 80-jarige oorlog tegen Spanje, weer een echte Volksopstand zou ontstaan? Of heeft de Ministerraad soms informeel ingegrepen? Of zou, heel misschien, Hare Majesteit koningin Juliana de KNSB dringend hebben laten weten dat ze met hun tengels van Paping af moesten blijven? Dat laatste zullen we trouwens nooit weten: dat blijft het geheim van Soestdijk.

Publieke waardering voor Reinier Paping

Reinier Paping werd in 1999 door de NOS tot Sportman van de Eeuw(!) uitgeroepen. Daarna volgden in 2003 een koninklijke onderscheiding (hij werd bevorderd tot lid in de Orde van Oranje-Nassau), de film ‘De hel van ’63’ in 2009 herinnerde aan zijn overwinning, een afbeelding op een postzegel in 2013, een standbeeld in Ommen in 2013, een standbeeld in Leeuwarden bij de ingang van de Elfstedenhal in 1966 en tenslotte een biografie in 2016 geschreven door Mark Hilberts met de titel ‘Reinier Paping – Held van de Elfstedentocht’. En dan rijdt er ook nog sinds 5 juli 2022 een blauw Arriva-treinstel rond met zijn naam. [NB. De naam van Jan Uitham stond al sinds 2009 vermeld op een rood Arriva-treinstel dat rondrijdt in de provincie Groningen.]

In de greep van het grote geld

Op 20 februari 1985, dus 22 jaar na de beruchte Elfstedentocht van 1963, verscheen een artikel in de Volkskrant op de dag voorafgaand aan de 13de Elfstedentocht. Dat ging over het feit dat, vergeleken met de rit in 1963, voor het eerst in de geschiedenis, de Elfstedentocht in de greep was geraakt van het ‘grote geld’.

Genoemd werd dat Reinier Paping aan de overwinning van 1963 twee goed lopende sportzaken in Zwolle overhield en nog steeds een aardig centje bij verdiende met zijn aanwezigheid op bijzondere gebeurtenissen. Bovendien was hij nog altijd een door de media veel gevraagde man. Men wist te vertellen dat de prijs voor een interview met Paping was vastgesteld op 750 gulden. “De commercie zal zich dit keer echter veel nadrukkelijker op de winnaar storten”, zei Paping. Wat hijzelf verdiend had, zou kruimelwerk zijn vergeleken met de financiële klapper die de winnaar van morgen zou maken.

‘Wie wint, hoeft nooit meer te werken’

‘Wie wint, hoeft nooit meer te werken’, verkondigde Dries van Wijhe, die met Jos Niesten, Jan-Roelof Kruithof en Henri Ruitenberg tot de favorieten voor de tocht van 1985 werden gerekend. [NB. Dries van Wijhe werd in de pers vaak ‘Dolle Dries’ genoemd vanwege de doldrieste manier waarop hij tijdens wedstrijden reed; ook tijdens wielerwedstrijden. Hij werd Nederlands kampioen wielrennen in 1973].

Toen Van Wijhe benzine tankte met zijn Lelijke Eend (een Citroen Deux Chevaux – goedkoop in aanschaf en gebruik), kreeg hij van de hem onbekende garagehouder, dealer van een duur automerk, een prijzig exemplaar aangeboden als hij de Elfstedentocht zou winnen. ‘Als ik win, wil ik mijn leven lang élk jaar zo’n auto’, had Dries als antwoord gegeven.

Maar niet alleen na de wedstrijd, ook tijdens de tocht over 200 kilometer speelde de commercie al een belangrijke rol. De geldschieters [tegenwoordig sponsors genoemd] deden er alles aan om hun favorieten, gestoken in schaatspakken met reclame in koeienletters, zo goed mogelijk in beeld van de tv-camera’s te krijgen.

Niets werd aan het toeval overgelaten. Er werden helikopters ingehuurd om in geval van nood onmiddellijk bij de rijders te zijn. Sommigen van hen wilden starten met een mijnwerkershelm om licht te hebben bij het aantrekken van de schaatsen en het eerste gedeelte van de rit in het donker. En om voortdurend op de hoogte te blijven van het wedstrijdverloop reden de toppers met een miniatuurradiootje in hun oor.

Het personeel van de verzekeringsmaatschappij, waarvoor Dries van Wijhe reed, had zelfs vrijaf gekregen om langs de kant van het parcours met tassen vol voedsel en drinken te staan. Dries liet weten: “Er is voor onze ploeg voldoende eten en drinken voor het hele peloton.”

In de diverse ploegen werd uiteraard gezwegen over de gemaakte plannen. ‘Je moet de concurrentie niet op ideeën brengen’, was het motto. De uitslag in 1985 was: 1. Evert van Benthem — 2. Henri Ruitenberg — 3. Jos Niesten — 4. Jan Kooiman — 5. Teun Busser — 6. Wim Westerveld — 7. Albert Bakker — 8. Anne Postmus — 9. Wim Vos — 10. Dries van Wijhe.

De sportzaken van Reinier Paping

Na zijn schaatscarrière begon Paping in 1963, gebruik makend van zijn naambekendheid, een sportzaak in de Korte Ademhalingssteeg in Zwolle.

[●● Terzijde De naam van de straat verwijst naar de misdadigers die in deze straat hun laatste adem haalden alvorens ze werden terechtgesteld op het schavot van de Grote Markt ●●].

Evert van Benthem

Zeven jaar later kwam er een tweede zaak in de Sassenstraat. Daar kocht een jongeman met de naam Evert van Benthem schaatsen in de winkel van Paping. Hij was de man die in 1985 én 1986 de Elfstedentocht zou winnen en daarmee de opvolger van Reinier Paping werd. Henk Angenent won in 1997 de laatst gereden 15e Elfstedentocht.

Reinier Paping in zijn sportwinkel in 1967

In 2018 hebben Paping, Van Benthem en Angenent elkaar ontmoet in Canada. Daar was Van Benthem rond de eeuwwisseling een boerenbedrijf begonnen. De uitzending van deze samenkomst werd op de avond van de bekendmaking van het overlijden van Reinier Paping nogmaals op de tv uitgezonden. Paping overleed op 21 december 2021 op 90-jarige leeftijd. Het waren mooie beelden van de laatste drie winnaars van de Elfstedentocht!

De overlijdensadvertentie van Brinta

●Onderschrift: Advertentie geplaatst door Brinta n.a.v. het overlijden van Reinier Paping. Er kwam veel kritiek op deze advertentie: ‘Brinta leek hier groter te zijn dan Reinier Paping’. Het bedrijf reageerde uiteraard ‘geschrokken’ op de commentaren.●

Aanbeveling bij een nieuwe Elfstedentocht

Mocht er ooit nog een 16e Elfstedentocht komen (ik vrees eerlijk gezegd dat dat nooit meer zal gebeuren alleen al omdat de beveiliging van het parcours een nachtmerrie wordt) laat de verwarming dan ’s nachts aanstaan en sta heel vroeg op om de start te zien op de televisie. En kijk dan vooral naar die spannende laatste tien minuten voor de start van de wedstrijdrijders waar grote, sterke, volwassen mannen in de startkooi zichtbaar staan te trillen van de zenuwen en sommigen staan te kokhalzen of over te geven van de spanning. Een ervaring die je je leven lang bijblijft!

Komt er ooit nog eens een Elfstedentocht?

Columnist Bert Wagendorp heeft deze vraag treffend onder woorden gebracht in de Volkskrant van 11 december 2023: “Bij de Elfstedentocht bestaat er geen wij-zij. De Elfstedentocht is het laatste bindende evenement dat ons moeiteloos tot een eenheid smeedt en waarin de PVV’er hand in hand over de streep komt met een D66’er – mits de toelage voor de schaatslessen niet is wegbezuinigd door de elite. […] Het mooie van de Elfstedentocht zit hem júist in weemoed en onvervuld verlangen. De Elfstedentocht is een mythe over verlossing. De Elfstedentocht moet dit land redden.”

●H12 – Geraadpleegde bronnen en literatuur

‘Niets brengt Nederland zo in rep en roer als de Elfstedentocht’.
[Uitspraak van Reinier Paping.]

Meer over de Elfstedentocht uit 1963

● Hieronder vier links naar video’s uit het Fries Film & Audio Archief.

In kleur:

Zwart wit:

Uiteraard zijn op YouTube nog veel meer films te zien:

www.You Tube.com Elfstedentocht 1963

● Hier een Overzicht van alle Wikipedia artikelen over Elfstedentochten.
● Bladeren door de foto’s van de Elfstedentocht 1963
● Meer persoonlijke zaken over Jan Uitham: Jan Uitham

Geraadpleegde literatuur

  • Ron Couwenhoven – De dag van de Elfstedentocht.
  • Johannes Lolkama – Elfstedentocht 1963.
  • Johannes Lolkama – Triomf en tragiek in de historie van de Elfsteden.
  • Hylke Speerstra – De koude erfenis.
  • Piet Maaskant – De Elfstedentocht.
  • William Pomp – Jan Uitham – Tjong tjonge, wat een kerel.
  • Krantenbak Zeeland.nl
  • Sportgechiedenis.nl
  • Bezoek Schaatsmuseum Hindeloopen

Ettelijke krantenartikelen op Delpher.nl o.a. uit: Nieuwsblad van Friesland – Leeuwarder Courant – De Volkskrant – Friese koerier – Het Parool – Twentsch Dagblad Tubantia – Algemeen Dagblad – De Telegraaf – Nieuwsblad van het Noorden – Nieuwe Haarlemsche courant – Nieuwe Tilburgsche courant – De Waarheid – Het Vrije Volk en Limburgs Dagblad. De krantenartikelen zijn te vinden op www.delpher.nl; de elektronische krantenbak van de Koninklijke Bibliotheek.

●● Gebruikte foto’s afkomstig van Wikimedia Commons