●● In Groningen werd in 1636 een nieuw kerkhof aangelegd. Dat werd noodzakelijk omdat het bestaande Martinekerkhof en het A-kerkhof de grenzen van hun capaciteit bereikten. Veel later bleek dat bij het opheffen van dit kerkhof de stoffelijke resten niet waren geruimd. Dit veroorzaakte nogal wat tumult.  

Dat nieuwe kerkhof kreeg de naam Zuiderkerkhof (Suider Kerchoff), niet te verwarren met de Zuiderbegraafplaats die in 1827 aan de Hereweg werd aangelegd en die nu nog altijd bestaat.

Het Zuiderkerkhof was gelegen tussen het huidige Gedempte Zuiderdiep en de Ubbo Emmiussingel. Ongeveer op de plek waar nu het gebouw van de bioscoop ‘Pathé Groningen’ staat. Het kerkhof werd gesloten in 1827.

Het Zuiderkerkhof op de kaart van Haubois rond 1650

Het Zuiderkerkhof op de kaart van Haubois rond 1650

●● Terzijde Nadat het kerkhof gesloten was, werd op het vrijgekomen terrein de militaire Zuiderkazerne gebouwd met een grote aangrenzende cavaleriestal, die tot 1895 in gebruik bleef. Naast het militaire personeel voor de paarden, woonden er gehuwde onderofficieren in deze kazerne. In 1909 bleek echter dat het kerkhof bij de sluiting niet geruimd was. Dat werd ontdekt bij graafwerkzaamheden vanwege de aanleg van de Groningse brandweerkazerne (waarover later meer). ●●

Zuiderkerkhof in het nieuws

Zo nu en dan kwam in oude tijden het Zuiderkerkhof in het nieuws. Zoals in 1669 toen doodgraver Claes Jansen aan de Burgemeesters en Raad een aanvullend traktement vroeg. Hij kon, vanwege zijn grote gezin, van zijn verdienste niet  rondkomen. Hij ontving zes stuivers voor een oude dode en drie stuivers voor een jonge dode. En bijverdienen kon hij niet omdat hij altijd op de begraafplaats aanwezig moest zijn. Of hij inderdaad een loonsverhoging kreeg is niet bekend. 

Ook uit 1716 zijn er klachten bekend die gaan over de toenmalige doodgraver. Hij bleek de kisten van de overledenen nauwelijks met aarde te bedekken. De paarden die hij ’s zomers op de begraafplaats liet grazen, trapten daardoor regelmatig in de kisten; het hout dat daarbij tevoorschijn verpatste hij als brandhout.

De nabestaanden reageerden verontwaardigd: ‘Zo konden de doden niet hun behoorlijke verrottingen ondergaan’. De doodgraver kreeg het bevel de kisten voortaan een voet dieper onder de aarde te zetten en hij mocht geen paarden meer laten grazen op het kerkhof.

In 1720 meldt Hermannus Silhuijs, die dan de doodgraver is, dat de muur rond het kerkhof door het ‘verdicken van de stadtswalle is geruineert’, waardoor er geregeld clandestien vuilnis wordt gestort op de begraafplaats. Daardoor aangetrokken, wroeten er loslopende (stads)zwijnen rond op begraafplaats. Hij verzoekt het stadsbestuur een heg of een planken schutting om het kerkhof te laten aanbrengen.

Zuiderkerkhof wordt gesloten in 1827
In 1827 wordt het Zuiderkerkhof gesloten. Dat hield verband met de cholera/malaria epidemie die in 1826 in de stad heerste waaraan 2.800 Groningers overleden (10 % van de bevolking). De stadsregering besloot daarop dat er geen doden meer mochten worden begraven binnen de stadswallen.

De sluiting gebeurde om hygiënische redenen omdat men hoopte besmetting bij epidemieën te kunnen beperken. Daar hoorden o.a. bij: quarantaine in pesthuizen buiten de stadswallen, bezoekverboden bij patiënten, sluiting van de poorten voor niet-inwoners, beperkingen bij de begrafenis etc. Een en ander was besloten na overleg met de medicus professor Theodorus van Swinderen. Zijn naam is vastgelegd in de straatnaam: ‘Van Swinderenstraat’ in de Professorenbuurt in Groningen.

De poort van het Zuiderkerkhof

De poort van het Zuiderkerkhof

Het verbod op het begraven binnen de stadswallen gold niet alleen het Zuiderkerkhof maar ook voor het Martinikerkhof, het A-kerkhof en het Nieuwe Kerkhof aan de Nieuwe Boteringestraat bij de Nieuwe Kerk. Ook de Joodse begraafplaats aan de Jodenkamp werd gesloten.

Drie nieuwe begraafplaatsen in 1827

Daarvoor in de plaats werden in 1827 twee grote nieuwe begraafplaatsen aangelegd ver buiten de toenmalige stadswallen. Dat waren de Noorderbegraafplaats aan de Moesstraat en de Zuiderbegraafplaats aan de Hereweg. En direct grenzend aan de Noorderbegraafplaats kwam de nieuwe Israëlitische begraafplaats te liggen die door Groningers altijd de ‘Joodse begraafplaats’ werd genoemd.

Begraafwet 1869
Groningen liep, op eigen initiatief, voorop met de aanleg van nieuwe begraafplaatsen ver buiten de toenmalige stadswallen. Pas in 1869 kwam de Begraafwet . Artikel 16 luidde: ‘Geene begraafplaats wordt aangelegd dan op den afstand van ten minste 50 meters van elke bebouwde kom eener gemeente.’

●● Terzijde Er werden toen direct al veel ontheffingen verleend. Dit heeft tot in de huidige tijd gevolgen. Zo werden in 2003 te Midsland op Terschelling, midden in het toeristenseizoen, hoge schermen geplaatst rondom een deel van het kerkhof bij de kerk, in het centrum van het dorp. Terwijl toeristen koffie dronken op de terrassen werd daar iemand begraven. ●●

Oude graven van Zuiderkerkhof gevonden

In het Nieuwsblad van het Noorden van 2 november 1959 werd in een kort bericht vermeld dat 50 jaar eerder, dus in 1909, op de plek van de inmiddels afgebroken Zuiderkazerne, graafwerk werd uitgevoerd voor het leggen van de funderingen voor de nieuw te bouwen brandweerkazerne.

Zie foto brandweerkazerne op Facebook.

Er werden toen oude graven van het Zuiderkerkhof gevonden waarbij opvallend veel kisthout tevoorschijn kwam. (NB. Dit was de plek waar tegenwoordig de Pathé bioscoop te vinden is.)

Al veel eerder meldde het Nieuwsblad van het Noorden op 20 juli 1926 dat “Bij opgravingen, zoals bij den bouw van de brandweerkazerne bleek, dat dit Kerkhof geenszins onbezet is gebleven. Een massa beenderen onzer voorzaten en wellicht ook vreemde huurlingen zijn destijds in hun rust gestoord.”

Het Nieuwsblad ging op onderzoek uit

Naar aanleiding van het artikel van 2 november 1959 bleek bij een vraaggesprek in de buurt dat bij de toenmalige smederij Drenth aan de Coehoornsingel al eens een verzakking was ontstaan bij een grote draaibank die in de werkplaats stond. Hier wist men te vertellen dat in 1955, bij een verbouwing, werklui verrotte doodskisten en her en der verspreide delen van skeletten hadden gevonden.

Toen Pianohandel Hartering in 1951 ging verbouwen op de hoek van de Coehoornsingel en de Ubbo Emmiusstraat kwamen ‘lagen kisten’ tevoorschijn. Deze ‘lagen kisten’ wijst op de Stads Resoluties van 20 augustus 1636. Vanwege de  massale sterfte door de toen heersende pest moesten de grafkuilen extra diep worden gegraven zodat drie kisten op elkaar gestapeld konden worden. De deksel moest plat zijn zodat de kisten beter gestapeld konden worden.   

Een doodshoofdenwinkeltje

Bij het graafwerk op dat bouwterrein kwamen zoveel schedels tevoorschijn dat de grondwerkers ter plekke op het ‘pientere idee’ kwamen een doodshoofdenwinkeltje te beginnen. De prijs per schedel werd vastgesteld op één pakje sigaretten!

Ze hadden daarvoor de ‘koppen’ uitgestald op een plank op de rand van de bouwput. De zaken gingen zo goed, dat de prijs al snel omhoogging. De grondwerkers kregen daardoor twéé pakjes ‘rookstokken’ voor één schedel!

●● Terzijde Mogelijk zijn deze schedels gekocht door studenten Geneeskunde in Groningen. Het was niet ongebruikelijk dat bij oudere huisartsen bovenop de instrumentenkast in hun spreekkamer, een doodshoofd lag te grijnzen. In ieder geval bij onze huisarts aan de Korreweg. Als jochie van een jaar of tien vond ik dat toch wel behoorlijk griezelig. ●●

Schedels en botten gevonden in 1991

Maar het verhaal kreeg nog een vervolg. Op een afvalstortterrein, gelegen bij de Gideonbrug over het Winschoterdiep vlak bij Groningen, werden in 1991 schedels en andere menselijke botresten aangetroffen.  

Ze bleken, bij nader onderzoek, afkomstig van het uit 1638 daterende en bijna vergeten Zuiderkerkhof aan het Zuiderdiep. Ze waren daar terecht gekomen toen een aannemer in 1985 het uitgraven van een bouwput wat al te voortvarend had aangepakt. 

Het was de amateurarcheoloog Johannes Heres uit Bedum die de stoffelijke resten ontdekte en daarvan melding maakte. De zaak werd besproken binnen het College van B en W van Groningen. Besloten werd het gehele terrein van 40.000 m2 naast de Gideonbrug ‘proefsgewijs’ af te graven met een shovel.

Eerst werd er niets gevonden maar op aanwijzing van Johannes Heres werd op een andere plek gezocht. Op dat stuk grond van 2500 m2 meter stuitte men op een grote opeenhoping van schedels en botten. De grond werd op deze plek tot 50 centimeter diep afgegraven. Op de rest van terrein ging men niet dieper dan 20 centimeter.

De gemeente had niet de illusie alle schedels en botten te vinden. ‘Dat vereist een grondiger aanpak en dat is onbetaalbaar’, liet de voorlichter  van de gemeente weten. De kosten van de ruiming van schedels en botten op het terrein kostte de gemeente Groningen overigens 120.000 gulden.  

Laatste rustplaats oude stoffelijke resten

Naast de in 1991 gevonden schedels en botten op een afvalstortterrein bij de Gideonbrug werden (en worden) er wel vaker menselijke resten aangetroffen o.a. bij archeologisch onderzoek in de Groninger binnenstad.

In 1989 werden bij de voorbereidingen van de bouwput voor het appartementencomplex De Prefectenhof aan het Martinikerkhof enkele tientallen doodkisten met skeletten blootgelegd, vermoedelijk uit de 16de of 17de eeuw.

Sommige kisten bevatten zowel het skelet van een volwassene als van een kind. Een aantal kisten werd overgebracht naar de het Laboratorium voor Embryologie en Anatomie van de Universiteit van Groningen voor onderzoek naar geslacht, leeftijd, doodsoorzaak en eventuele ziekten.

In 1990 werden bij opgravingen op het terrein van het vroegere Rode Weeshuis tientallen skeletten en skeletdelen gevonden. Dat Rode Weeshuis of Burgerweeshuis was gelegen aan Rode Weeshuisstraat tussen de Oude Ebbingestraat en de Oude Boteringestraat.

Het bleek hier te gaan om het kerkhof van het Olde Convent, een vrouwenklooster dat in 1599 een weeshuis werd. Naast de nonnen waren daar ook kinderen begraven. Bij andere opgravingen in datzelfde jaar werden ook aan het Zuiderdiep nog stoffelijke resten gevonden. Ook werden daar in 1991 bij nieuwe opgravingen nog de overblijfselen van boerderijen uit de 5e/6e eeuw blootgelegd.

Granieten gedenksteen uit Italië

In de loop der tijd zijn er her en der in Groningen nogal wat grafresten gevonden. Een gedeelte van die resten ging voor onderzoek naar de Universiteit, het overige materiaal stond in plastic zakken in voorlopig opslag bij M&M. Dat is de Stichting Monument en Materiaal die door het archeologisch onderzoek in de binnenstad regelmatig dit soort vondsten krijgt aangeboden.  

Er moest een oplossing komen voor de bewaring en het bergen van deze grafresten. Men besloot, op initiatief van de Stichting, op de Groningse begraafplaats Selwerderhof een gedenksteen te plaatsen. Bij deze gedenksteen, die in Italië werd vervaardigd, konden alle stoffelijke resten (ook in de toekomst) worden bijgezet.

De tekst op de granieten gedenksteen luidt:

“Gebonden aan de tijd, hen kort of lang bemeten
zijn zij nu enkel nog een herinnering aan het verleden.
Hier zijn herbegraven de nonnen van het Olde Convent (ab 1436)
de wezen van het Roode Weeshuis (ab 1599)
de armen van het Zuiderkerkhof (ab 1638).
In 1991 bracht archeologisch onderzoek hun gebeente naar boven.”

●● Terzijde: Een medewerker van M&M vertelde later over de aflevering van de stoffelijke resten op het kerkhof: ‘De mensen van het Selwerderhof schrokken zich dood toen we met drie vrachtauto’s vol kwamen aanzetten. De kuil die ze gegraven hadden, was veel te klein’! ●● 

Meer stoffelijke resten

De vondst van stoffelijke resten in bouwputten en bij archeologisch onderzoek kwam natuurlijk vaker voor. Zo was in het ‘Nieuws van de Dag’ van 12 oktober 1905 het volgende bericht te vinden:

‘Bij het leggen van riolen voor het Provinciehuis te Groningen zijn onderscheidene lijkkisten en beenderen gevonden. Er zijn schedels onder, op een grauwe turf rustende, een gewoonte, vroeger algemeen in gebruik. Na 1826 werden hier, als deel van het Martinikerkhof, geen lijken meer begraven’.

Begin jaren 70 (vorige eeuw) moesten er nieuwe kabels worden aangelegd in een transformatorhuisje dat achter de Korenbeurs stond, vlak achter de A-kerk. Bij het hiervoor noodzakelijke graafwerk stuitte men op menselijke resten.

De gewaarschuwde opzichter van het Elektriciteitsbedrijf kwam per fiets aanrijden, bekeek de zaak en handelde praktisch: ‘Botten een beetje afdekken met zand, kabels zo snel mogelijk aansluiten, als de bliksem de boel dichtgooien, bestraten, wegwezen en nergens over praten’.

Begin 1950 was de bekende archeoloog professor Van Giffen bezig met het opgraven van de fundamenten van de oude Sint Walburgkerk op het Martinikerkhof in Groningen. Daarbij werden schedels en botresten gevonden en op de bouwplaats verzameld. Het was een min of meer publiek geheim dat de gevonden schedels ‘s nachts ‘zouden zijn meegenomen door dronken studenten Geneeskunde’. 

Een kennis van mij vertelde dat bij de renovatie van de gasleiding op het Martinikerkhof rond 1970, ook grafresten en schedels te voorschijn kwamen. Die werden voor het sluiten van de sleuf weer netjes teruggelegd.  

Een oud-collega van mij kwam met het verhaal dat in 1965 een studievriend van hem er op een avond op uit trok, gewapend met een schep. Hij scoorde een complete schedel met onderkaak op het Nieuwe Kerkhof waar men bezig was met onderhoudswerkzaamheden. Die schedel stond, met een sigaret tussen de tanden, jarenlang boven op de kast in zijn werkkamer.  

En hoofdmeester Gernaat vertelde ons in 1957 in de zesde klas [groep 8 basisschool] van de Prinses Ireneschool aan de Korreweg, dat er bij werkzaamheden op het Martinikerkhof ooit schedels waren gevonden en dat kwajongens daarmee hadden gevoetbald!   

Bijlage

De kaart van Groningen, werd door Iohannes Blaeu vervaardigd in de periode 1638-1670. Deze kaart is een lust voor het oog en zeer gedetailleerd uitgevoerd en voorzien van een duidelijke legenda. Aanbevolen om eens in Groningen rond te struinen rond 1650.

Geraadpleegde bronnen
– Edward Houting – Grafbloempjes
Kerkhoven en begraafplaatsen in de provincie Groningen

– Nieuwsblad van het Noorden – 10 juni 1961
– Nieuwsblad van het Noorden  – 2 juni 1989
– Nieuwsblad van het Noorden  – 3 augustus 1991
– Nieuwsblad van het Noorden – 29 juli 1991
– Nieuwsblad van het Noorden – 27 februari  – 1992