●● ‘Groningen als woonplaats beschouwd’ is het onderwerp waarop huisarts Siebrandus E. Stratingh promoveerde in 1858. Hij onderzocht wat de stedelijke voorzieningen betekenden voor de publieke gezondheid van de toenmalige inwoners van Groningen. In dit Deel 1 onderzoekt dokter Stratingh: – Het inzamelen van vuilnis, as en drekstoffen – Asbakken – Mestverzamelplaatsen – Urinoirs – Publieke privaten
De bron voor dit artikel, dat bestaat uit vier delen, is de tekst van de dissertatie van S.H. Stratingh, die aangevuld is waar dat verhelderend zou werken.
=============================================================
●● Advies: Bekijk de kaart van Groningen 1866 / 1867
Klik op het vierkantje in de groene balk aan de rechterkant. De kaart kan vergroot worden met klikken op de linkermuisknop of met het draaiwieltje van de muis.
Je kunt op deze kaart ronddwalen in Groningen waar net een cholera-epidemie heeft gewoed. Aangegeven wordt, met bijbehorende aantallen, in welke woningen de ziekte heeft huisgehouden. In totaal waren er 1.739 patiënten van wie hersteld zijn 695 en van wie overleden zijn 1.044.
Het inzamelen van vuilnis, as en drekstoffen
Het inzamelen van straatvuil, as en drekstoffen gaat tegenwoordig [1855] als volgt. Van stadswege aangestelde wagenmenners en vegers maken de straten schoon. Ze rijden met hun wagens driemaal per week door alle straten en verzamelen het vuil dat op straat ligt.
Daarnaast vegen ze de pleinen, bruggen en straten schoon die niet door particulieren worden schoongemaakt. Ook scheppen ze geregeld de stadsriolen en straatgoten leeg. Als de vuilniswagens in de straten verschijnen zetten de bewoners hun vuilnis in overdekte potten of open bakken langs de straat die dan door de drekmenners in de wagen worden geleegd.
Zij komen bovendien vragen of de privaten moeten worden geleegd. Ondernemers kunnen B en W schriftelijk verzoeken as of vuilnis (geen straatvuil) aan huis op te halen.
Het heeft nogal lang geduurd voor er van gemeentewege een regeling kwam voor het ophalen en afvoeren van vuilnis. Waarschijnlijk had vroeger iedere burger wel een plekje bij zijn woning, waar hij vuilnis en afval kon bewaren dat hij, voor zover hij dat bezat, op zijn eigen tuin of akkers gebruikte.
Raadsresolutie 1497 voor afvoer stratendrek
Dit stopte toen er in 1497 een raadsresolutie werd aangenomen die gelastte: ‘Elk zal zijn stratendrek laten voeren uit der poorte, zooverre op de buurmande. Dat gebeurt binnen zulken tijden hem geboden zal worden. Niemand zal mes of drek uit zijnen huize brengen op der straten, hij en brenge ze bij der sonne op de buurmande”.
•• Terzijde Buurmanden waren gemeenschappelijke stukken grond die te vinden waren op meerdere plekken buiten de stadswallen: buiten de oude Herepoort waar nu het hoofdstation staat, buiten de Boteringepoort, voor de Rijskampen (Kerklaan) waar vroeger de korvenmakers hun materiaal vandaan haalden en buiten de Steentilpoort, ongeveer waar nu de Ikea te vinden is. Buurmanden waren dus gemeentelijke vuilstortplaatsen.•
In het begin bestond de schoonmaakploeg een tijdlang uit één man met een paard en een kar zo blijkt uit een raadstuk uit 1526. Pas in 1536 werden de burgers ontheven van de plicht zelf te zorgen voor het afvoeren van hun vuilnis. Volgens raadsbesluit werden drekmenners of voerlieden van de ratelwagens aangesteld, om tijdens de maanden van maart tot oktober, wekelijks 60 wagens vol, en ’s winters van oktober tot maart, wekelijks 50 wagens vol op de buurmandes te brengen.
Drekmenners moeten privaten ledigen
Ook moesten de drekmenners de privaten ledigen waarvoor ieder huisgezin 1,00 gulden moest betalen. Bij het raadsbesluit van 16 januari 1634 werden aangesteld: ‘Zes voerluyden, yeder voorsien met een sterk peert, een dichte back’. Deze moesten ten minste tweemaal per week alle Groningse straten reinigen.
Sedertdien zijn er vele veranderingen, meestal uitbreidingen, in de mestinrichting aangebracht. In 1822 bedroeg het aantal menners met even zoveel wagens 14. Op dit moment [1855] is het aantal menners en wagens tot 16 gestegen, waaraan binnenkort nog 8 wagens worden toegevoegd, die afkomstig zijn van particuliere ondernemers.
Hoewel op deze wijze behoorlijk gezorgd is voor het verzamelen en wegvoeren van de straat- en huisvuil en er een niet onbelangrijk financieel gewin voor de gemeente is ontstaan, kent de organisatie voor de gezondheid van de stedelingen en het verkeer op de straten, nog een aantal gebreken.
Drekwagens verspreiden wijd en zijd stank
Er bestaat namelijk geen reglement waarin bepaald wordt, dat de stadsreiniging moet plaatsvinden binnen bepaalde uren van de dag. Daaruit volgt dat:
1e – Men in de hoofdstraten van de stad de gehele dag de drekwagens tegenkomt die wel volgens art. 13 van het Reglement van Politie overdekt zijn en alleen bij het inladen geopend mogen worden, maar die desondanks hun stank wijd en zijd verspreiden. En telkens wanneer er een asbak leeg gegooid wordt ontstaat er een wolk van as die de in de nabijheid aanwezige passanten in de ogen gejaagd wordt.
2e. Zolang de wagens rijden, staan de hele dag lang de volle bakken met as en vuil langs de straten, wat niet bepaald een smakelijk gezicht is.
3e. De bewoners hebben er last van dat, dikwijls ’s middag, gangen en trappen van hun huis door de drekmenners versperd worden die bezig zijn met het weghalen van de kwalijk riekende privaattonnen.
Het is daarom wenselijk dat het Reglement van Politie verplicht dat ieder die vuilnisstoffen ophaalt, dit moest doen tussen ’s avonds 11 en ‘s morgens 11 uur. De inwoners zouden zich waarschijnlijk graag de moeite van het vroeg opstaan getroosten, omdat ze daarmee overdag bovengenoemde onaangenaamheden kunnen voorkomen.
Stratendrek naar de drekstoep aan De Griffe
Het door de drekmenners verzamelde stratendrek en andere vuilnis wordt op de drekstoep gebracht, die buiten de Oosterpoort ligt. De drekstoep is gelegen aan een uitgegraven zijtak van het Winschoterdiep die de naam De Griffe draagt. Op de kaart van Groningen wordt gesproken over de Drekhaven.
•• Bekijk de kaart van Groningen 1866 / 1867 •
Daar worden drek en vuilnis gemengd en later winstgevend door de stad verkocht naar de veenkoloniën. De turfschepen brengen vanuit de veenkoloniën de turf naar de stad waar wordt uitgeladen. De schippers nemen de gemengde meststoffen als retourlading mee terug naar de veenkoloniën.
Daar wordt het gebruikt om van de afgegraven venen vruchtbare grond te maken. Omdat de kade waar de drekstoep verhoogd is kan men vanuit de mestmassa rechtstreeks in de laadruimte van het schip schuiven. [● NB. De stad Groningen bezat in die tijden een groot aantal veenkoloniale bezittingen wat de stad veel opbrengsten opleverde.]
De drekstoep is goed gelegen, niet te ver van de stad op een plek waar weinig passanten zijn. Vroeger had men drekstekken op allerlei plaatsen in de stad, die thans gelukkig afgeschaft zijn.
Merkwaardig is dat, terwijl de stratendrek buiten de stad moet worden gebracht, het aan particulieren nog steeds is toegestaan om binnen de wallen de door hen verzamelde vuilnis en mest te bergen.
Vloeibaar drek mengen met droge vuilnisstoffen
De mestbewerking op de drekstoep bestaat hoofdzakelijk uit het door elkaar mengen van de vloeibare drek met het droge stratenvuil, met het doel daaruit een samenhangende smeuïge mestmassa te maken.
Daarvoor is de ruimte van de drekstoep in drie langwerpig bassins verdeeld, die met veldkeien zijn bestraat en enigszins afhellen naar het kanaal De Griffe, dat voorlangs de drekstoep loopt.
Drekstoep verontreinigt de stadsdiepen
Deze bassins worden aan de kanaalkant met de droge vuilnis opgevuld, zodat een drempel tegen het wegvloeien van de smeuïge mestmassa wordt gevormd. Het vloeibare deel van deze mestmassa stroomt echter langzamerhand over deze drempel en sijpelt dan in het water van het kanaaltje De Griffe.
Het hierdoor verontreinigde kanaalwater kan zich zo vrijelijk vermengen met het water in het Winschoterdiep en draagt zo bij tot de verontreiniging van het stadsgrachtwater waaruit, zoals we weten, vaak door inwoners van de stad drinkwater wordt gehaald.
Asbakken voor as en vuilnis
Bewoners van de achterbuurten en van achteraf gelegen straten hebben vaak weinig mogelijkheden om hun as en vuilnis te bewaren totdat het weggehaald wordt. Zij voelen zich daardoor min of meer genoodzaakt gemakshalve deze stoffen op de straat te gooien.
Hoewel dit in strijd is met art. 11 van het Reglement van Politie, gebeurt dit dikwijls ongestraft, o.a. omdat in de achterbuurten, waar weinig voorbijgangers komen, niet zo streng wordt toegezien op de zindelijkheid als in de hoofdstraten.
Afdoende middelen hiertegen zijn het weghalen van de asbakken of de blinde [doodlopende] gangen en nauwe stegen zodanig aan te passen dat er beter toezicht kan worden gehouden en er vaker straffen kunnen worden uitgedeeld vanwege de overtredingen aldaar.
Ophopingen van vuil in gangen en straatjes
Omstreeks september 1857 hebben we o.a. op de volgende plaatsen zulke ophopingen van vuil, as e.d. in hoeken van gangen en straatjes gevonden. In het Klooster, in de Uurwerkersgang, in een gang in de Groote Bozenstraat, in de Koornbrandersgang, in een gang op de Oosterpoortenmolendrift tegenover de Dolhuisgang, aan de Wal bij de Oosterpoortenmolendrift, aan de Wal bij de Hanebjjtersgang, hier en daar aan de Wal bij het Oude Bosch en Nieuwe Bosch, bij de Marwixkspijp aan de Pottebakkersrijge en in de Kraandwinger en aldaar ook achter de molen.
•• Bekijk de kaart van Groningen 1866 / 1867 •
Plaatsing van grote stenen asbakken
Op dergelijke plekken vindt men ook vaak de goten verstopt door as en vuilnis. Men heeft gepoogd deze verontreiniging van de straten en goten te voorkomen door op sommige plaatsen grote stenen asbakken te plaatsen, die meestal niet afsluitbaar met een deksel.
Zulke asbakken vindt men o.a. in een gang in de Hofstraat, in de Achter de Muur van de Poelestraat, in een gang in de Peperstraat, in een gang in de Oosterstraat, in een gang aan de Zuiderhaven dicht bij de Brugstraat, in een gang aan de Vismarkt, op de Heerepoortenmolendrift aan de Wal en in de Jonkerstraat aan de Wal.
•• Bekijk de kaart van Groningen 1866 / 1867 •
Onzindelijkheid wordt niet voorkomen
Hoewel deze asbakken geregeld worden geleegd door drekmenners om de bewoners van hun vuilnis af te helpen, wordt daarmee niet de onzindelijkheid op deze plaatsen voorkomen. Men heeft de asbakken namelijk ze ver mogelijk achteraf geplaatst in de blinde gangen en straatjes om ze aan het oog van het publiek te onttrekken. Het gevolg is dat de onzindelijkheid hierdoor juist toeneemt.
Want aan alle kanten zijn de asbakken omringd door vuil dat uit gemakzucht liever naast, dan in de bak gegooid wordt. Bovendien brengt men er niet alleen vuilnis en as naar toe, maar ook drekstoffen. Daarnaast gebruiken kinderen in deze schamele buurten de asbakken vaak als privaten. Maar zelfs als er alleen maar as en droog vuil ingeworpen wordt, ontstaan bij de bakken vaak hinderlijke rook- en aswolken.
Wij stellen dan ook voor dat de bestaande asbakken worden weggehaald of dat er veel meer asbakken worden geplaatst die meer geschikt worden gebouwd. Zij zouden dan uit de achterbuurten moeten worden overgebracht naar straten, waar meer voorbijgangers zijn. En in plaats van open bakken boven de grond, dient men kuilen te maken in de grond, die met deksels kunnen worden gesloten.
Verzamelplaatsen voor veemest en vuilnis
Volgens art. 23 van het Reglement van Politie staat er in Groningen nog een aantal houten bakken aan de openbare weg voor het opslaan van veemest. Dit is een noodzakelijk voor veestallen binnen de stadswallen zonder open ruimte waar de dagelijkse mest enige tijd kan worden bewaard.
Deze bakken worden geregeld leeggehaald en omdat ze niets anders dan stro en veemest bevatten, verspreiden zij weinig onaangename geuren en zullen dan ook geen schadelijke gevolgen voor de gezondheid hebben.
Ieder inwoner heeft verder (hoewel art. 76 en art. 77 van het Reglement van Politie dit schijnt te verbieden) de vrijheid eigen vuilnisstoffen van zijn bedrijf te bewaren op zijn eigen erf. De mogelijkheid bestaat dat hij het veemest en vuilnis zelf naar de drekstoep brengt of het met vergunning van B en W van huis door de drekmenners laat ophalen.
Het bewaren gedurende een bepaalde tijd is natuurlijk nodig voor iemand die een bedrijf heeft, waarbij afval, vuil of mest verkregen wordt. Of het echter noodzakelijk is dat iemand deze stoffen een heel jaar lang ophoopt valt zeer te betwijfelen.
Het blijkt dat tegenwoordig (waarneming september 1857) een tamelijk groot aantal grotere en kleinere mesthopen binnen de wallen aanwezig is: er zijn er 33 aangetroffen, waaronder ten minste acht eigenlijke mestverzamelingen.
Ook mesthopen op afgesloten erven
Wat wij niet konden zien waren de mesthopen op afgesloten erven, maar er zijn zonder twijfel op verscheidene andere plaatsen aan de diepen of aan de straat mesthopen en vuilnisbulten gelegen die een schadelijke invloed op de gezondheid van de inwoners hebben en dus moeten worden geweerd. Daarom zouden de vergunningen tot het hebben van verzamelplaatsen van veemest en vuilnisstoffen, anders dan in gesloten bakken en voor korte tijd, moeten worden ingetrokken.
Inventarisatie van mesthopen
Hier volgt de opgave van de mesthopen en mestverzamelingen, voor zover wij die hebben waargenomen in september 1857. Twee mesthopen in het Klooster; één in de Trouwe-arbeidersgang op de Nieuwstad – drie langs de Groote Rozenstraat – één in de Grote Appelstraat aan de Wal – één aan de Wal bij de Jatdwinger – een mesthoop op de hoek van de Violenstraat noordzijde en de Nieuwe Ebbingestraat.
Een mesthoop en een mestverzameling in de Jodenkamp – een mesthoop in de gang naast de Jodenkamp aan het Boterdiep – één op de Galgeberg tegenover de Korenstraat – een mesthoop en een mestverzameling aan de Jacobijnerweg – drie mesthopen in de gang van de Jacobijnerweg naar de Bloemstraat – één in de Bleekerssteeg – één in de eerste gang rechts in de Breedegang en één in de derde gang links aan den Oudeweg.
•• Bekijk de kaart van Groningen 1866 / 1867 •
Verder een mestverzameling in de Veulsgang zuidzijde – een mesthoop aan de wal bij de Molenstraat – een mestverzameling in de Koornbrandersgang – een mesthoop in de gang op de Oosterpoortenmolendrift tegenover de Dolhuisgang – een mesthoop in een gang op de Heerepoortenmolendrift aan de wal.
En verder nog drie grote mestverzamelingen in de Rondeelsdwinger – een grote mestverzameling aan het Zuiderdiep bij de Zuiderkuipen – een mesthoop in een gang op de Driemolendrift aan de Wal – een mestverzameling aan de Sledemennerstraat westzijde – een mesthoop onder aan de wal bij de Kraandwinger en een mesthoop in de Kraandwinger.
•• Bekijk de kaart van Groningen 1866 / 1867 •
Urine loopt door de goten in de stadsdiepen
Inventarisatie van mesthopen Tot voor enige jaren waren er in Groningen nauwelijks urinoirs te vinden. Al gevolg daarvan werden alle mogelijke hoeken en blinde muren voortdurend verontreinigd. Sinds 1857 zijn er langs de belangrijkste straten en bij de markten urinoirs geplaatst. Dit heeft wel tot enige verbetering geleid maar nog lang niet voldoende.
De urine wordt namelijk niet opgevangen, maar loopt nog steeds via de straatgoten in de stadsgrachten. Dit laatste kan voorkomen worden door onder de urinoirs tonnen in de grond te plaatsen die op vaste tijden worden geleegd. Ook kunnen de huidige urinoirs wat de vorm nog verbeterd worden. Daarnaast moeten er zeker veel meer urinoirs geplaatst worden.
Te weinig publieke privaten in Groningen
Er zijn heel weinig publieke privaten in Groningen. Er zijn een paar geplaatst onder bruggen en enkele aan de Wallen. Bij deze laatste wordt geen toezicht gehouden wat de zindelijkheid betreft, waardoor alleen de allerlaagste bevolkingsklasse onder de inwoners hiervan gebruik zal maken.
Het wordt nodig tijd dat er meer privaten worden geplaatst, o.a. ook bij de markten. De inrichting daarvan moet dan hoogst zindelijk en behoorlijk verlicht zijn en er moet toezicht worden gehouden om deze zindelijkheid te handhaven.
De privaten in woningen zijn in Groningen verschillend ingericht. Net als in de meeste andere grote steden heeft men ook hier privaten op ‘stille putten’ (beerputten) of op riolen aangesloten of ze zijn toegerust met draagbare tonnen of emmers.
•• Terzijde: Beerputten zijn tegenwoordig (2020) hier en daar in Nederland nog steeds in gebruik als een afgelegen huis niet op de riolering kan worden aangesloten. De beerputten van nu heten septictank.•
Weinig aansluitingen op bestaande riolen
Er zijn in Groningen waarschijnlijk maar een handvol privaten op de bestaande riolen aangesloten. Volgens het Reglement van Politie (art. 21 en 22) is het verboden om een privaat te hebben dat een afvoer heeft in een ‘wande’ [NB. Dit is de goot tussen de muren van twee belendende huizen; ook wel kattengang genoemd] en daardoor via straatgoten op een openbaar water lozen. Ook is er nog steeds een onbekend aantal privaten dat in de stadsdiepen uitstroomt.
De privaten op beerputten zijn vooral nog in het oude stadgedeelte te vinden maar ook in de nieuwe gedeelte van de stad komen ze voor in enkele grote huizen aan de Ossemarkt, Marktstraat, Nieuweweg, Nieuwe Ebbingestraat, Nieuwe Boteringestraat, enz. Het aantal privaten op beerputten bij particulieren bedraagt 76 waar nog 15 bijkomen in militaire kazernes, gasthuizen enz.
•• Bekijk de kaart van Groningen 1866 / 1867 •
Meeste privaten met losse tonnen of emmers
Verreweg het grootste aantal huizen in de stad is voorzien van privaten met losse tonnen of emmers. Deze zijn echter slecht voor de gezondheid en de zindelijkheid.
In veel kleine woningen, vaak zijn dit eenkamerwoningen, zijn deze privaten zodanig geplaatst dat ze bijna altijd in de woning hun stank verspreiden. Dit is niet alleen onaangenaam, maar ook zeer ongezond.
Men zich immers bedenken, dat bij ziekte van een van de leden van het huisgezin, de andere familieleden in de nabijheid verblijven van de uitwerpselen van de zieke. Daarbij bestaat de mogelijkheid dat de zich uit die uitwerpselen ontwikkelende dampen soms de ziekte kunnen verspreiden. Om die reden moet deze inrichting dan ook ten strengste worden afgekeurd.
Losse tonnen bevorderen onzindelijkheid
Dat privaten met losse tonnen of emmers de onzindelijkheid bevorderen blijkt ook uit het feit, dat iedere week de emmers of tonnen uit het huis naar de straat moeten worden gedragen en dat niet alleen gelijkvloers maar ook van bovenverdiepingen af, terwijl beerputten slechts eenmaal of tweemaal per jaar geleegd moeten worden.
Toch zijn er over het gebruik van beerputten, die bijna overal worden gebruikt in de steden Rotterdam, Utrecht, en Middelburg, veel klachten. Deze putten worden namelijk, als het aller-strengste toezicht ontbreekt, al snel vervangen door beerputten gebouwd met los gestapelde bakstenen waardoor het grondwater verontreinigd raakt. Soms ook worden de beerputten aangesloten op de bestaande riolen die slechts bedoeld zijn voor de afvoer van regenwater en huishoudelijk afvalwater.
Urine en fecaliën dringen door in grondwater
De in de grond dringende urine en fecale stoffen dringen dan door in het grondwater en verontreinigen daardoor het putwater en pompwater dat bedoeld is voor huishoudelijk gebruik met alle gevolgen van dien. En via de riolen worden urine en fecale stoffen afgevoerd naar onze stadsdiepen die daardoor stinkende modderpoelen worden.
Het is niet waarschijnlijk, dat de beerputten in onze stad allemaal uit gestapelde bakstenen bestaan. Een onderzoek hiernaar en de aanpassing van mogelijk gevonden gestapelde putten, zou echter zeer aan te bevelen zijn. Aanpassing dient te geschieden door het gebruik van cement bij de bouw van beerput. Dit voorkomt verontreiniging van het putwater.
Aanleg beerputten niet aan te raden
Nieuwe reglementen kunnen er wel voor zorgen dat nieuw te bouwen putten aan alle vereisten voldoen, maar een middel om te voorkomen dat deze reglementen langzamerhand weer vergeten worden heeft men niet. Daarbij komt dat eigenaars van de putten liever minder streng toezicht zien, om minder vaak de kosten van het leeghalen te hebben. Streng langdurig toezicht blijft dan ook een vereiste.
Toch is vooral in onze stad de aanleg van beerputten niet pertinent aan te raden, omdat er bij vele huizen onvoldoende ruimte is het privaat buiten de deur te plaatsen of dit op een andere manier met de open lucht in verbinding te brengen. En bij kleinere huizen is de bouw van nieuwe beerputten ook te kostbaar.
Het leeghalen van de beerputten gebeurt tot nu toe nog steeds zonder dat de drekstoffen in de put vooraf gedesinfecteerd worden. In Utrecht wordt sinds oktober 1855 desinfectering door middel van chloorkalk toegepast en dat blijkt goed te werken. De gebruikskosten zijn zo gering en de voordelen zo groot, dat moet worden aangeraden het voorbeeld van Utrecht te volgen, ook al gezien het betrekkelijk kleine aantal beerputten in Groningen.