●● Pas na 1950 kwam er voldoende financiële armslag in Den Haag om de wederopbouw in Groningen met mondjesmaat te financieren ondanks herhaalde toezeggingen. Ook toen al werd er geprotesteerd tegen de traagheid en onwilligheid in Den Haag. Het doet denken aan de huidige traagheid en onwilligheid bij de afwikkeling van de Groningse bevingsschade.
De Nederlandse regering kreeg direct na de oorlog een enorm aantal grote problemen op te lossen. Tegelijkertijd kon ze, door de miserabele economische omstandigheden, over weinig financiële middelen beschikken.
Pas in 1950 was er voldoende financiële armslag ontstaan mede door het beschikbaar komen van de Amerikaanse Marshall Hulp. Door al deze problemen zou het tot in de 50-er jaren duren voor alle gaten in het stadshart van Groningen waren gedicht.
De traagheid maar ook de onwilligheid in Den Haag uit die tijd doen soms denken aan de afwikkeling van de bevingsschade heden te dage. Tegen deze traagheid en onwilligheid werd ook toen al meermalen geprotesteerd.
Hieronder volgt een overzicht van een paar bijeenkomsten van de Federatie voor Oorlogsgetroffenen waarbij het taalgebruik bijna modern overkomt als we het vergelijken met de afwikkeling van de bevingsschade heden ten dage in Groningen.
Stichting voor Oorlogsgetroffenen
In 1946 werd de Stichting voor Oorlogsgetroffenen opgericht die jarenlang landelijk actie tegen de regering voerde voor een betere en snellere uitbetaling van schadevergoedingen voor de oorlogsgetroffenen. Ook in Groningen was een afdeling van de Stichting opgericht. Er was zelfs een Federatie voor de Stichtingen voor Oorlogsgetroffenen in de drie Noordelijke Provinciën.
In augustus 1946 kwam de Stichting voor Oorlogsslachtoffers (afdeling Groningen) bijeen in het Concerthuis te Groningen. Hier stelde voorzitter E. van der Molen dat: ‘Een snelle (weder)opbouw is een gebiedende eis, vertraging is onverantwoordelijk en van groot belang is een spoedige, goede regeling, waarbij de geleden schade over het gehele volk wordt omgeslagen, zoals dit ook steeds van Londen uit gedurende de oorlog is beloofd’.
Namens de Federatie stelde voorzitter H.W.A. Dijkman vast, ‘Dat vele oorlogsgetroffenen het gevoel hebben, dat men hen met een kluitje in het riet stuurt. De gedane beloften, ook die te Londen via Radio Oranje zijn gedaan, worden niet nagekomen’. Als eis stelde hij uit naam van alle getroffenen: ‘Volledige schadeloosstelling op basis van de vervangingswaarde en niet op basis de vooroorlogse waarde (peildatum 9 mei 1940)’.
Vergoeding niet meer dan een fooi
Dijkman noemde dat een ‘eis van rechtvaardigheid want wat het Kabinet Schermerhorn als vergoeding in het uitzicht stelde was niet meer dan een fooi’. En hij constateerde met verbittering dat het ‘Ministerie Beel in de Regeringsverklaring, noch in de Troonrede het probleem der oorlogsgetroffenen had aangeroerd’ en dat hijzelf het onderhandelen met allerlei instanties meer dan beu was.
In november 1946 kwam de Provinciale Stichting voor Oorlogsgetroffenen voor de tweede keer bijeen in het Concerthuis. Opnieuw werd aangedrongen op schadevergoeding op basis van vervangingswaarde en niet op basis de vooroorlogse waarde (peildatum 9 mei 1940).
Ook werd er nog een keer op gewezen op het feit dat H.M. de Koningin in 1942 het Nederlandse volk vanuit Londen verzekerd had dat alle schade vergoed zou worden.
In de Regeringsverklaring van maart 1946 werd gezegd dat op korte termijn een andere regeling tegemoet gezien kan worden. Maar wanneer dat zou zijn, werd er niet bij verteld.
De spreker vertelde over zijn ervaringen in Den Haag, waar men van het kastje naar de muur gestuurd werd. Maar waar men heel soms toch wel succes kon hebben zoals bleek uit de tot dusver behaalde resultaten: alle schade beneden 3.000 gulden werd geheel vergoed en een paar grote bedrijven kregen voorschotten. Zo kreeg de N.V. Philips in Eindhoven zeventig miljoen gulden schadevergoeding vertelde de spreker.
Opnieuw protestvergadering in Groningen
Begin februari 1948 was de Stichting Oorlogsgetroffenen nog steeds ontevreden tijdens een nieuwe protestvergadering in Groningen. Na twee jaar was nog slechts een bepaalde categorie mensen met oorlogsschade geholpen, terwijl anderen nog steeds moesten wachten op een behoorlijke vergoeding. De spreker was ook zeer ontstemd, dat bij de bebouwde eigendommen de minvermogenden alles vergoed krijgen, terwijl personen die meer dan een bepaald inkomen hebben, slechts 75 procent vergoed krijgen.
De minister zegt, aldus spreker, dat een integrale schadevergoeding onmogelijk is omdat dit op inflatie zal uitdraaien. Maar vergeleken met de vorige voorontwerp ‘wordt thans 2,5 miljard gulden meer beschikbaar gesteld. Het zal dan ook niet zo moeilijk zijn om ook nog de ontbrekende 2,5 miljard bij te betalen’. Betreffende de financieringsregeling noemde de spreker nog dat er zijn inziens geen enkele regeling zo eerlijk en goed uitvoerbaar is dan dat men op alle vermogens heffingen legt en uit deze heffingen de oorlogsgetroffenen betaalt.
Goedkeuring ‘Wetsontwerp op de materiële oorlogsschade’
De Eerste Kamer keurde begin februari 1950 het ‘Wetsontwerp op de materiële oorlogsschade’ eindelijk goed zonder hoofdelijke stemming. Er was zelfs gelegenheid tot beroep toegekend, wanneer men zich met de toegekende schadevergoeding niet kon verenigen.
Vergoeding van de huisraadschade
Ook geregeld in deze wet was de vergoeding van de huisraadschade. Het betrof hier een aantal van circa 680.000 schadegevallen waarvoor nog een aanvullende begroting zou worden gezocht. Vastgelegd werd uitdrukkelijk dat er alleen recht op herbouw was van hetgeen ooit verwoest werd. Overneming van de herbouwplicht van anderen was alleen nog maar in uitzonderingsgevallen toegestaan omdat er te veel misbruiken waren geweest. Zo was er een man, die een soort schuur met koffietentje en fietsenstalling verloor, welk bedrijf in 1940 op 1.900 gulden werd geschat. Daarvoor werd voor 45.000 gulden een hotel met 12 kamers herbouwd!
Geraadpleegde bronnen
– In beslag genomen radio’s – Het Vrije Volk 22 – 3 – 1945
– De oorlogsgetroffenen – NvhN 23 – 7 – 1946
– Stichting Oorlogsgetroffenen – NvhN 7 – 8 – 1946
– Stichting oorlogsgetroffenen – NvhN 28 – 11 – 1946
– Den wederopbouw van Groningen – NvhN 10 – 03 – 1947
– Bron Drentsche Courant 5 – 2 – 1948
– Bron Parool 24 – 3 – 1950